Deel 11 – 14 februari  1912

Jezus kijkt naar alles in de wil. In de Goddelijke Wil krijgen alle dingen dezelfde waarde.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd beminnelijke Jezus en ik zei: “Zeg me eens, oh Jezus, nadat U de ziel bestemd hebt voor het lijden en zij het lijden liefheeft omdat ze de waarde kent die het inhoudt, lijdt ze bijna met hartstocht en omdat ze gelooft dat lijden haar erfgoed is en dan plotseling neemt U deze schat van haar weg?” En Jezus: “Mijn dochter, mijn liefde is groot, mijn beleid is onoverwinnelijk, mijn onderricht is subliem, mijn instructies goddelijk, creatief en onnavolgbaar. Daarom krijgen alle dingen groot of klein, pijnlijk of vreugdevol, natuurlijk of spiritueel één enkele kleur van één enkel waarde. Als de ziel het lijden eenmaal heeft ondervonden en zij begint het lief te hebben, laat Ik dit lijden vergaan in haar wil als haar eigendom. Dus iedere keer als Ik haar lijden overzend en het binnen haar wil haar eigendom is geworden en ze de goede gezindheid heeft, zal ze altijd geneigd zijn te lijden en het lief te hebben. Ik kijk naar dingen in de wil en het is alsof de ziel altijd al leed, zelfs als ze niet lijdt. En zo gebeurt het dat genoegens dezelfde waarde hebben als lijden, bidden, werken, eten, slapen kortom, alles omdat alles hoort tot de dingen van mijn Wil – en alles één zelfde waarde heeft. Ik sta toe dat de ziel alles realiseert in mijn Wil met heilige onverschilligheid. Dus lijkt het voor de ziel of Ik haar iets geef en het van haar wegneem, maar dat is niet waar. Het is eerder zo, dat ze in het begin als de ziel nog niet goed getraind is, gevoelig is voor het lijden, bidden en liefhebben maar als deze dingen door oefening overgaan in haar wil als haar eigen bezit, houdt die gevoeligheid op. En als de behoefte ontstaat om deze goddelijke eigendommen die Ik haar verschafte met ferme stap en onverstoorbaar hart te gebruiken, begint ze die te gebruiken als de gelegenheid zich voordoet. Bijvoorbeeld, komt het lijden? Dan vindt ze in zichzelf de levenskracht om te lijden. Moet ze bidden? Dan vindt ze in zichzelf het gebedsleven en zo met al de rest”.

Volgens Jezus woorden lijkt het me zo te gaan: veronderstel dat ik een geschenk heb gekregen: totdat ik besloten heb waar ik dat geschenk zal bewaren, kijk ik er naar, waardeer het en ik ervaar een zekere gevoeligheid om dat geschenk lief te hebben. Maar als ik het achter slot en grendel bewaar en er niet meer naar kijk, houdt die gevoeligheid op. Toch kan ik niet zeggen dat het niet langer mijn geschenk is. Integendeel het is zeker nog meer het mijne omdat ik het achter slot en grendel bewaar, terwijl het voordien in gevaar was en iemand het van mij kon stelen.

Jezus vervolgt: “In mijn Wil hangen alle dingen samen, alles lijkt op elkaar en alles harmonieert. Daarom geeft lijden ruimte aan genoegen en zegt: “Ik heb mijn deel gedaan in de Wil van God. Nu doet gij het uwe en alleen als Jezus het wil, zal ik weer meedoen”. Vurigheid zegt tegen kilte: Jij zult vuriger zijn dan ik als je je tevreden stelt met het blijven in de Wil van mijn eeuwige liefde”. Gebed aan werk, slaap aan wakker zijn, ziekte aan gezondheid... alles – alle dingen onder elkaar, het lijkt of iedereen zijn plaats afstaat aan de ander om present te zijn in 't veld, hoewel iedereen zijn eigen onderscheiden plaats heeft. Dus is het niet nodig voor iemand die in mijn Wil leeft in beweging te komen om zich zelf te verplaatsen in de act die Ik wens. Zij is al in Mij als een elektrische draad en doet wat Ik maar wil”.


deel 11 – februari  1912

Het zich aanbieden van een slachtoffer.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand verscheen mijn aanbiddelijke Jezus gekruisigd, met een ziel naast Hem die zichzelf aan Jezus aanbood als slachtoffer. En Jezus zei haar: “Mijn dochter, ik aanvaard je als slachtoffer van pijn. Alles wat je lijdt zul je ervaren alsof je met Mij aan het kruis hangt en door jouw lijden zul je het mijne verlichten. Dikwijls is deze verlichting van Mij door jouw lijden jou ontgaan. Weet echter dat Ik een vredevol slachtoffer en hostie was. Wat jou betreft – Ik wil niet dat jij een benauwd slachtoffer bent, maar vredig en vreugdevol Je zult zijn als een gedwee lammetje en je blèten – d.w.z je gebeden, lijden en werken zal dienen om mijn bittere wonden te milderen”.


deel 11 – 18 februari  1912

Hoe de ziel die leeft van het leven van Jezus kan zeggen dat haar leven voorbij is.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd en totaal lieflijke Jezus en zei: “Mijn dochter, alles wat je voor Me doet, zelfs een ademhaling komt bij Mij binnen als een onderpand van jouw liefde voor Mij. En Ik, in ruil daarvoor, schenk jou mijn onderpand van liefde. Daarom kan de ziel zeggen: Ik leef van het onderpand dat mijn geliefde Jezus me geeft”. Toen vervolgde Hij: “Mijn geliefde dochter, omdat jij leeft van mijn leven, kun je zeggen dat jouw leven is opgehouden – jij leeft niet langer. Dus, omdat jij het niet langer bent die leeft, maar Ik, ontvang Ik alles wat zij jou aandoen, prettig of pijnlijk, alsof het rechtstreeks Mij werd aangedaan. En jij kunt dit concluderen uit het feit dat wat ze jou ook aan doen, prettig of pijnlijk, jij daar niets van ervaart. De betekent dat er iemand anders moet zijn die die vreugde of dat verdriet ervaart en wie anders kan dit ervaren dan Ikzelf die in jou leeft en je heel, heel veel bemint”.



deel 11 – 24 februari  1912

De ziel die leeft in de Goddelijke Wil verliest haar temperament en krijgt dat van Jezus. De glimlach van Jezus.

 Nadat ik verschillende zielen zag rondom Jezus, vooral één die gevoeliger was, zei Jezus: “Mijn dochter, als de zielen die van nature fijngevoelig zijn beginnen goed te doen, gaan zij meer vooruit dan de anderen, omdat hun fijngevoeligheid hen brengt tot moeilijke en grote ondernemingen”. Ik bad dat Hij dat wat nog over was van haar menselijke fijngevoeligheid van die ziel weg zou nemen en dat Hij haar inniger tegen Zich aan zou drukken en haar zou zeggen dat Hij haar lief had want Hij zou haar totaal veroveren als zij zou horen dat Hij haar lief had. U zult zien dat U succes heeft. Hebt U mij zo ook niet veroverd, toen U zei dat U mij heel, heel erg lief had?” En Jezus: “Ja, ja, Ik zal het doen, maar Ik wil haar medewerking – dat zij zoveel mogelijk uit de buurt blijft van de mensen die haar gevoeligheid prikkelen”.

Ik vervolgde toen: “Mijn liefde, zeg me wat over mijn natuur – wat is dat?” En Jezus: “Wie leeft in mijn Wil verliest haar aangeboren natuur en verkrijgt de mijne. Dus in de ziel die in mijn Wil leeft vindt men een prettig, aantrekkelijk, diepgaand, waardig temperament en tegelijkertijd eenvoudig – een kinderlijk eenvoud, kortom, ze lijkt op Mij in alles. Nog sterker, zij beheerst haar temperament zoals zij verlangt en zoals het nodig is. Omdat ze in mijn Wil leeft, deelt ze in mijn macht, dus heeft zij alles en zichzelf tot haar beschikking en naargelang de omstandigheden en de mensen waarmee ze te maken heeft, neemt ze mijn temperament en gedraagt zich ernaar”.

En ik: “Zeg me eens, wilt U me de eerste plaats geven in uw Wil?” Jezus glimlachte: “Ja, ja dat beloof Ik. Ik zal je nooit uit mijn Wil laten gaan en je zult nemen en doen wat je maar wil”. En ik: “Jezus, ik wil arm zijn, arm, klein, klein. Ik wil niets, zelfs niet van uw eigen dingen. Het is beter als U die houdt. Ik wil alleen U. En als ik iets nodig heb, zult U het me wel geven, nietwaar, oh Jezus?” En Jezus: “Bravo, bravo, mijn dochter. Eindelijk heb Ik iemand gevonden die niets verlangt. Iedereen verlangt iets van Mij, maar niet het Alles – dat betekent alleen Mezelf. Maar jij hebt, door niets te verlangen, alles gewild en dat is de schoonheid en de scherpzinnigheid van ware liefde”. Ik glimlachte en Jezus verdween.



deel 11 – 26 februari  1912

Het schepsel is een complex van liefde en komt alleen in beweging uit liefde. Jezus, bedelaar van liefde.

Toen Hij terugkwam zei mijn altijd en overal lieflijke Jezus: “Mijn dochter, Ik ben liefde en Ik maak de schepselen tot één en al liefde. Hun zenuwen, beenderen en vlees zijn verweven met liefde. En nadat Ik die verweven heb met liefde, liet Ik bloed stromen in al haar cellen, alsof Ik die bedekte met een kleed om hun een leven van liefde te geven. Dus, het schepsel is niets anders dan een complex van liefde en zij beweegt enkel vanuit de liefde. Hoogstens kunnen er soorten liefde zijn maar het is altijd vanuit de liefde dat ze beweegt. Het kan goddelijke liefde zijn, eigenliefde, liefde voor schepselen, zondige liefde – maar altijd liefde. Zij kan ook niets anders doen, omdat haar leven liefde is, geschapen door de eeuwige liefde en daarom geleid door de liefde met een onweerstaanbare kracht. Dus zelfs alles in kwaad, in zonde, er moet liefde zijn die het schepsel aanzette tot het kwaad.

Ach, mijn dochter, wat een verdriet voor Mij om in schepselen de eigenschap van mijn liefde te zien die Ik schonk, die wordt onteerd en bevuild door misbruik. Om deze liefde die van mij vandaan kwam en die Ik gaf aan de schepselen om te behoeden, blijf Ik om hen heen cirkelen als een arme bedelaar. En terwijl het schepsel beweegt, haar hart slaat, zij ademt, werkt, spreekt, loopt, bedel Ik bij haar om alles, en Ik bid en smeek haar – Ik bedel om alles aan Mij te geven en zeg: “Dochter, Ik vraag van jou niets anders dan wat Ik je gaf. Het is voor je goed. Steel niet wat van Mij is. De adem is van Mij – adem alleen voor Mij. De hartslag en de beweging zijn van Mij – laat je hartslag en beweging alleen voor Mij zijn”. En zo met al de rest. Maar tot mijn zeer grote verdriet word ik gedwongen te zien hoe de hartslag de ene kant op gaat, de adem een andere en Ik, arme bedelaar moet op 'n houtje bijten, terwijl de eigenliefde, de naasteliefde en zelfs de hartstochten aan hun trekken komen. Kan er iets meer verkeerd gaan dan dit? Mijn dochter, Ik wil mijn liefde en mijn verdriet uitstorten in jou. Alleen iemand die Mij liefheeft, kan medelijden met Me hebben”.










deel 11 – 28 februari  1912

Het teken om te weten of men alleen Jezus liefheeft. Hoe iemand die Hem liefheeft met Hem verenigd is.

Vanmorgen toen mijn aanbiddelijke Jezus kwam zei ik: “Oh, mijn hart, mijn leven en mijn alles, hoe kan men weten of men alleen U liefheeft of ook anderen?” “Mijn dochter als de ziel totaal vervuld is van Mij, zo vol dat het overstroomt naar buiten toe – dat betekent, dat ze alleen maar denkt, zoekt, spreekt en niets anders liefheeft dan Mij – dan lijkt het of al het andere niet bestaat voor haar, of het haar eerder verveelt en kwelt. Zij geeft hoogstens de restjes en de laatste plaats aan wat niet God is, alsof het 't laatste is waaraan ze denkt, het laatste woord of act voor iets noodzakelijks in het natuurlijk leven. Dit is slechts de restjes geven aan haar natuur wat de heiligen doen. Ik deed dit ook voor Mezelf en de apostelen, als het ging over het doorbrengen van de nacht of over wat te eten. Zijn eigen natuur dit opleggen kan geen kwaad, noch voor de liefde noch voor ware heiligheid en het is een teken dat het schepsel alleen Mij liefheeft.

Maar als de ziel wispelturig is – nu eens denkt ze aan Mij, dan weer aan iets anders, nu eens spreekt ze over Mij en dan weer volop over iets anders en zo ook met andere dingen – is dat een teken dat ze niet alleen Mij liefheeft en Ik ben daar niet tevreden over. Als alleen haar laatste gedachte, haar laatste woord, haar laatste act voor Mij is, is dat een teken dat ze Mij niet liefheeft en als ze me al iets geeft, geeft ze alleen wat restjes. Toch is dit wat de meeste schepselen doen.

Ach, mijn dochter, wie Mij liefheeft is met Mij verenigd als de takken één zijn met de stam van de boom. Kan er ooit scheiding zijn, vergetelheid of verschillend voedsel voor de takken en de stam? Eén is hun leven, één het doel, de vruchten zijn hetzelfde, nog sterker, de stam is het leven van de takken en de takken zijn de glorie van de stam – zij zijn een eenheid. Zo is ook de relatie van de zielen die Mij liefhebben met Mij”.


deel 11 – 3 maart  1912

De aard van Jezus wordt bepaald door zijn Wil en de ziel die de Goddelijke Wil doet deelt in al de eigenschappen van zijn aard.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn aanbiddelijke Jezus en zei: “Mijn dochter, wie mijn wil doet (en er in leeft) laat haar aard los en verkrijgt de mijne. Omdat er in mijn aard veel melodieën zijn die het paradijs van de hemelingen vormen – zodanig dat muziek mijn lieflijke aard is, mijn goedheid, mijn heiligheid, mijn schoonheid, macht, wijsheid, onmetelijkheid en al het overige van mijn wezen – ontvangt de ziel die deelt in alle eigenschappen van mijn aard, in haar innerlijk al de variaties van deze melodieën. Als zij door gaat zelfs met haar kleinste acten, vormt zij een melodie voor Mij en als Ik die hoor, weet Ik direct dat het muziek is die de ziel ontleent aan mijn Wil – dat betekent aan mijn aard - En Ik haast Me om ernaar te luisteren en Ik hou er zo van dat Ik me amuseer en Me bevrijd voel van alle ellende die de andere schepselen Me aandoen.

Mijn dochter, wat zal er gebeuren als deze melodieën de Hemel binnenkomen? Ik zal de ziel vóór Mij plaatsen. Ik zal mijn muziek spelen en zij de haren. Wij zullen als pijlen elkaar doordringen. De klank van de ene zal de echo zijn van de klank van de ander. De harmonieën zullen in elkaar overgaan. Nog helderder: het zal alle hemelingen duidelijk zijn dat deze ziel niets anders is dan de vrucht van mijn Wil – het wonder van mijn Wil. En de hele Hemel zal zich verheugen in nog een paradijs.

Voor deze zielen blijf Ik herhalen: “Als Ik de hemelen niet geschapen had, zou Ik die voor jou alleen scheppen”. Daarin leg Ik de Hemel van mijn Wil en Ik maak ervan de ware beelden van Mijzelf. En in deze hemelen beweeg Ik Mij, amuseer Me en speel met hen. Van deze hemelen herhaal Ik: Als Ik niet in het allerheiligst Sacrament aanwezig was gebleven, zou Ik dat alleen voor jou gedaan hebben. In feite zijn zij mijn ware hosties en net zoals Ik niet kan leven zonder Wil, zo kan Ik ook niet leven zonder de Hemel van mijn Wil. Sterker nog, zij zijn niet alleen mijn ware hosties, maar mijn Calvarië en mijn eigen leven. Deze Hemelen van mijn Wil zijn Mij dierbaarder en zij zijn meer bevoorrecht dan de tabernakels en de geconsacreerde hosties omdat in de Hostie mijn leven eindigt als de gedaanten zijn verteerd, terwijl in deze Hemelen van mijn Wil mijn leven nooit eindigt, nog sterker, zij dienen als mijn Hosties op aarde en zullen eeuwige Hosties zijn in de Hemel. Tot deze Hemelen van mijn Wil zeg Ik: “Als Ik mijzelf niet geïncarneerd had in de schoot van mijn Moeder, zou Ik alleen al voor deze zielen Mezelf geïncarneerd hebben en voor hen zou Ik mijn passie hebben doorstaan, omdat Ik in hen de ware vrucht vind van mijn incarnatie en mijn passie”.


deel 11 – 8 maart  1912

Jezus als slachtoffer gedurende zijn verborgen leven. Wat slachtoffer-zijn betekent.

Vanmorgen bood priester G. zich aan onze Heer aan als slachtoffer en ik bood hem aan en bad dat Hij hem zou accepteren. Toen zei mijn altijd lieflijke Jezus: “Mijn dochter, Ik accepteer hem van harte. Zeg hem dat zijn leven niet langer van hem is maar van Mij en dat Ik hem kies als slachtoffer van mijn verborgen leven. Mijn verborgen leven was slachtoffer voor het hele innerlijk leven van de mens. Dus het was genoegdoening voor de slechte gedachten, begeerten, neigingen en kwalen. Alles wat een mens uitwendig doet, is niets anders dan het naar buiten brengen van zijn innerlijk. Als er zo veel kwaad van buiten te zien is, wat moet het innerlijk dan wel niet zijn. Daarom kost het herdoen van het innerlijk van de mens Mij zo veel. Het volstaat te zeggen dat het Mij dertig jaren kostte. Mijn gedachte, mijn hartslag, adem en verlangen waren altijd bedoeld om de gedachte, hartslag, adem en verlangen van de mens dicht te naderen om eerherstel te geven, genoegdoening te schenken en hen te heiligen.

Dus koos Ik hem als slachtoffer voor dit aspect van mijn verborgen leven en Ik wens zijn hele innerlijk met Mij verenigd en aan Mij opgedragen om Mij voldoening te geven voor het zondige innerlijk van andere schepselen. Ik koos hem hiervoor met opzet, omdat hij als priester het innerlijk van de zielen met het bederf en het slib er in beter kent. Van hieruit kan hij beter weten hoeveel het slachtofferschap waarin Ik hem wil laten delen, Mij kost en niet alleen hij maar ook anderen die hij zal benaderen.

Mijn dochter, zeg hem dat Ik hem een grote genade schenk door hem te aanvaarden als slachtofferziel, omdat slachtofferziel worden niets anders is dan een tweede doopsel – of liever meer dan een doopsel omdat het zo ongeveer is als weer opgaan in mijn eigen leven. En omdat de slachtofferziel met Mij en van Mij moet leven, is het nodig dat Ik hem zuiver van iedere vlek en hem opnieuw doop en hem sterk in de genade om hem te kunnen toestaan met Mij te leven. Daarom zal hij van nu af aan, bij alles wat hij doet, niet langer zeggen dat het zijn eigen werk is, maar het mijne. Dus of hij nu bidt, spreekt of werkt, hij zal zeggen dat dit mijn dingen zijn”.

Hierna kwam het me voor dat Jezus rond keek en ik zei: “Waar kijkt U naar, oh Jezus? Zijn wij niet alleen”. En Hij zei: “Nee, er zijn nog meer mensen. Ik trek hen naar jou toe om hen dichter bij Mij te hebben”. En ik: “Houdt U van hen?” En Hij: “Ja, maar Ik zou willen dat ze meer ongedwongen waren, met meer vertrouwen, nobeler, en meer intiem met Mij, zonder aan zichzelf te denken. Zij moeten weten dat slachtofferzielen niet langer hun eigen baas zijn, anders zouden zij hun slachtofferziel-zijn teniet doen”.

Toen ik een beetje moest hoesten zei ik: “Jezus, laat me spoedig komen, laat me sterven aan longtuberculose. Haast U, haast U, laat me komen – neem me bij U”.
En Jezus: “Laat Me niet zien dat je ontevreden bent, anders lijd Ik daaronder. Ja, je zult sterven aan liefde-tuberculose.
Oh, alsjeblief, treed niet buiten mijn Wil, want mijn Wil zal je paradijs zijn of beter gezegd het paradijs van mijn Wil.
Zoveel dagen als je op aarde zal zijn, zo veel paradijzen zal Ik je geven in de Hemel”.


deel 11 – 13 maart  1912

Het doopsel van een slachtofferziel is een doopsel van vuur en heeft een uitwerking die ver uitgaat boven het doopsel met water.

Jezus blijft spreken over de slachtofferziel en zegt: “Mijn dochter, het doopsel na de geboorte gebeurt met water; daarom heeft het de eigenschap te zuiveren, maar niet om neigingen en begeerten weg te nemen. Het doopsel van de slachtofferziel daarentegen is een doopsel van vuur. Daarom heeft het niet alleen de eigenschap om te zuiveren, maar ook om iedere begeerte en kwade neigingen weg te nemen. Bovendien doop Ikzelf de ziel beetje voor beetje: mijn gedachte doopt de gedachte van de ziel, mijn hartslag doopt haar hartslag, mijn verlangen haar verlangen enz. Dit doopsel speelt zich af tussen Mijzelf en de ziel, naargelang zij zich aan Mij schenkt zonder ooit terug te nemen wat ze Mij heeft gegeven. Daarom, mijn dochter, voel je geen slechte neigingen e.d. Dat komt door je slachtofferziel-zijn en Ik zeg je dit ter vertroosting. Dus zeg priester G. om zeer aandachtig te zijn want dit is de opdracht der opdrachten – het toppunt van apostolaat. Ik wil hem altijd samen met Mij en helemaal verdiept in Mij”.


deel 11 – 15 maart  1912

De Goddelijke Wil is de heiligheid der heiligheden. De zielen die in de Goddelijke Wil leven, zijn waarlijk levende hosties.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand voelde ik een groot verlangen in de allerheiligste Wil van de gezegende Jezus te leven en toen Hij kwam zei Hij: “Mijn dochter, mijn Wil is de heiligheid der heiligheden. De ziel die in mijn Wil leeft, laat hoewel klein, onwetend en onbekend de andere heiligen achter zich ondanks hun wonderen, opzienbarende bekeringen en mirakelen. Ter vergelijking, de zielen in mijn Wil zijn koninginnen en het lijkt of al de anderen hun ten dienste staan.

Het lijkt of de zielen in mijn Wil niets doen, terwijl zij alles doen omdat zij in mijn Wil handelen op goddelijke wijze, op een verborgen en verrassende manier. Dus zijn zij licht dat verlicht, wind die zuivert, vuur dat verbrandt, zij zijn wonderen die maken dat anderen wonderen doen. Degenen die wonderen doen zijn kanalen, maar in deze zielen zetelt de macht. Daarom zijn zij de voeten van de missionaris, de tong van de predikanten, de kracht van de zwakken, het geduld van de zieken, het beleid van de oversten, de gehoorzaamheid van de ondergeschikten, de verdraagzaamheid van de belasterden, de sterkte in gevaren, de heldhaftigheid van de helden, de moed van de martelaren, de heiligheid in de heiligen enz. Verblijvend in mijn Wil werken zij samen met al het goede dat bestaat, zowel in de Hemel als op aarde. Daarom kan Ik werkelijk zeggen dat zij mijn ware hosties zijn – maar levende hosties, geen dode. In feite zijn de accidenten die de hostie vormen niet vol leven en zij beïnvloeden mijn leven niet. Maar de ziel is vol leven en in mijn Wil levend, beïnvloedt zij en werkt zij samen met alles wat Ik doe. Daarom zijn deze hosties, geconsacreerd door mijn Wil, Mij dierbaarder dan de sacramentele hosties en als Ik reden heb om in de sacramentele hosties te bestaan is het om de sacramentele hosties van mijn Wil te vormen.

Mijn dochter Ik schep zo'n vreugde in mijn Wil, dat Ik, alleen al als Ik erover hoor spreken, overloop van vreugde en Ik roep de hele Hemel op om feest te vieren. Stel je voor wat er met die zielen die dat doen, zal gebeuren. In hen vind Ik alle tevredenheid en aan hen schenk Ik alle tevredenheid. Hun leven is het leven van de hemelingen. Slechts twee dingen koesteren zij, wensen en verlangen zij: mijn Wil en liefde. Zij hebben weinig te doen omdat zij inderdaad alles doen. De deugden blijven opgenomen in mijn Wil en in mijn liefde, en dus hebben zij niets meer met hen van doen, omdat mijn Wil alles bevat, bezit en alles opneemt, maar op een wijze die goddelijke is, onmetelijk en eindeloos. Dit is het leven van de hemelingen”.


deel 11 – 20 maart  1912

Het gaat alleen maar over jezelf aan Jezus geven, en zijn Wil doen en er in leven, altijd en in alles.

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd lieflijke Jezus zich zeer bedroefd en zei: “Mijn dochter, zij willen niet verstaan dat het alleen gaat over je zelf totaal aan Mij geven en mijn Wil doen en er in leven, altijd en in alles. Als Ik dit eenmaal verkregen heb, blijf Ik bij de zielen aandringen en zeg tegen ieder van hen: “Mijn dochter, neem deze vreugde, deze troost deze verlichting, deze verfrissing aan... Met dit verschil: als zij deze dingen hebben genomen vóór zij zich totaal aan Mij gegeven hebben en vóór zij mijn Wil doen en er in leven altijd en in alles, dan zijn dat menselijke dingen geweest. Maar nadien zijn die goddelijk. En omdat die van Mij zijn, voel Ik niet langer jaloezie en Ik zeg bij Mezelf: Als zij zich een wettig pleziertje permitteert, neemt ze dat omdat Ik het wil. Als ze handelt met mensen als ze wettig converseert, is het omdat Ik het wil. Als Ik het niet wil, zou ze bereid zijn alles te stoppen. Daarom stel Ik alles aan haar ter beschikking omdat alles wat zij doet de uitwerking is van mijn Wil en niet langer die van haar zelf.

Zeg me eens, oh mijn dochter, wat ben je tekort gekomen sinds je je helemaal aan Mij hebt gegeven? Ik heb je alles gegeven wat Me smaakt, mijn plezier en alles van Mezelf om jou tevreden te stellen. Zowel in de bovennatuurlijke als in de natuurlijke orde heb Ik niet toegestaan dat je iets tekort komt, biechtvaders, communies enz. Omdat je alleen Mij wilde, had je de biechtvaders niet zo dikwijls nodig. Maar omdat Ik alles in overvloed wenste voor degene die zich voor Mij alles wil ontzeggen, luisterde Ik niet naar jou. Dochter, wat een pijn in mijn hart als Ik zie dat zielen dit niet willen verstaan, zelfs niet degenen waarvan men zegt dat ze de beste zijn”.


deel 11 – 4 april  1912

De Goddelijke Wil moet het middelpunt van alles zijn.

Vanmorgen kwam mijn altijd lieflijke Jezus en zei: “Mijn dochter, mijn Wil is het middelpunt, de andere eigenschappen zijn de omgeving. Stel je een wiel voor waarvan alle spaken in het middelpunt bij elkaar komen. Wat zou er gebeuren als één van deze stralen zich los zou willen maken van het middelpunt? Ten eerste zou die straal een slechte indruk maken. Ten tweede, die zou niet werkzaam blijven omdat die, niet langer vast aan het middelpunt, niet langer leven zou ontvangen en die zou dood zijn en het wiel zou er zich, al bewegend, van ontdoen. Zo is mijn Wil voor de ziel – mijn Wil is het middelpunt. Alles wat niet in mijn Wil wordt gedaan en enkel om mijn Willen te volbrengen, ook al zijn het zelfs heilige dingen, deugden of goede werken, zijn als de spaken, losgeraakt van het middelpunt van het wiel. Het zijn werken en deugden zonder leven. Zij kunnen Mij nooit behagen. Eerder doe Ik alles om Mij ervan te ontdoen en die te straffen”.


deel 11 – 10 april  1912

Zielen vol vertrouwen zijn de uitstorting en het plezier van de liefde van Jezus.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, kwam de gezegende Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, de zielen die het meeste stralen, als schitterende edelstenen in de kroon van mijn barmhartigheid, zijn de zielen die meer vertrouwen hebben want hoe meer vertrouwen ze hebben, des te meer ruimte geven ze aan de eigenschap van mijn barmhartigheid om in hen alle genade uit te storten die zij verlangen. De ziel daarintegen die geen waar vertrouwen heeft, sluit zelf de genaden weer in Mij op en blijft altijd arm en niet toegerust terwijl mijn liefde binnenin Mij blijft opgesloten en Ik lijd erg veel. En om niet zo veel te lijden en mijn liefde vrijer te kunnen uitstorten, schenk Ik meer aan die zielen die vertrouwen dan aan de anderen. In hen kan Ik mijn liefde uitstorten, Ik kan spelen, Ik kan liefdevolle contrasten veroorzaken, want Ik hoef niet bang te zijn dat zij in de verdediging gaan of angstig worden. Integendeel, zij worden dapperder en nemen alles om Mij meer te beminnen. Daarom zijn vertrouwvolle zielen de uitstorting en het plezier van mijn liefde, zij zijn degenen die meer genaden ontvangen en zijn de rijksten”.


deel 11 – 20 april  1912

Hoe de natuur streeft naar geluk. Menselijk en goddelijke smaak.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, de natuur streeft naar geluk met een onweerstaanbare kracht – en met reden omdat die geschapen werd om gelukkig te zijn en wel een goddelijk en eeuwig geluk. Maar tot hun eigen groot nadeel raken sommigen gehecht aan één bepaalde smaak, sommigen aan twee, anderen aan drie of vier en het overige van hun natuur blijft ofwel leeg en zonder smaak of verbitterd, verveeld en vol walging. In feite is de menselijke smaak zelfs heilige smaak, vermengd met iets menselijks en zij heeft niet de kracht om het geheel van die natuur in zich op te nemen en haar volledig te overstelpen met die smaak. Bovendien ga Ik door met het verbitteren van deze smaken om het schepsel zo al mijn smaken te kunnen schenken en die zijn ontelbaar en hebben de kracht haar hele natuur op te nemen in die smaak. Kan iemand groter liefde geven dan dit – om het grootste te schenken neem Ik het kleine weg en om Alles te geven neem Ik het niets weg? Toch wordt deze werkzaamheid van Mij slecht opgenomen door de schepselen”.



deel 11 – 23 april  1912

Hoe Jezus in alle dingen zijn liefde bewijst aan het schepsel. Ware heiligheid houdt in de Goddelijke Wil doen (en er in leven) en alles in Jezus herordenen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, soms laat Ik fouten toe in een ziel die Me liefheeft om haar hechter aan Mij te binden en om haar te verplichten groter dingen te doen voor mijn glorie. Hoe meer Ik haar geef en zelfs fouten toelaat om meer bewogen te worden tot medelijden met haar ellende en haar meer lief te hebben door haar te vervullen van mijn charisma's, des te meer verplicht Ik haar in feite om grote dingen voor Mij te doen. Dit zijn de buitensporigheden van mijn liefde.

Mijn dochter, mijn liefde voor het schepsel is groot. Zie je hoe het licht van de zon binnendringt in de aarde? Als je dat licht zou kunnen herleiden tot atomen, zou je in die lichtatomen mijn melodieuze stem horen en stuk voor stuk zouden ze voor jou herhalen: “Ik heb je lief”, “Ik heb je lief”, “Ik heb je lief”... zo dat je geen tijd kreeg om die te tellen. Je zou verdrinken in die liefde. En inderdaad “Ik heb je lief”, “Ik heb je lief”, Ik heb je lief in het licht van je ogen, “Ik heb je lief” in de lucht die je inademt, “Ik heb je lief” in het gieren van de wind die je oren binnen komt, “Ik heb je lief” in de warmte en de kou die je huid beroert, “Ik heb je lief” in het bloed dat in je aderen stroomt, mijn hartslag zegt “Ik heb je lief” in de slagen van jouw hart. Ik herhaal “Ik heb je lief” in iedere gedachte van je brein, “Ik heb je lief “ in elke beweging van je handen, “Ik heb je lief” in iedere voetstap van jou, Ik heb je lief in ieder woord... omdat er niets gebeurt binnenin je of van buiten zonder een liefdesact van Mij ten opzichte van jou. Dus een “Ik heb je lief” van Mij wacht niet op de volgende. En jouw “Ik heb U lief”? Hoe veel zijn er voor Mij?”
Ik was in de war. Ik was als verdoofd van binnen en van buiten, vol van die refreinen, door 't “Ik heb je lief” van mijn lieve Jezus, terwijl mijn “Ik heb U lief” zo zeldzaam is, zo beperkt, dat ik zei: “Oh, Jezus, mijn beminde, wie kan er ooit van U winnen? Maar met wat ik heb gezegd lijkt, het of ik niets gezegd heb over alles wat Jezus me liet verstaan”. Toen vervolgde Hij: “Ware heiligheid houdt in: mijn Wil doen en er in leven en alle dingen herordenen in Mij. Net zoals Ik alles orden voor het schepsel, zo moet het schepsel alles ordenen voor Mij en in Mij. Mijn Wil houdt alles geordend”.


 deel 11 – 9 mei  1912

Hoe we door liefde verteerd kunnen worden.

Vanmorgen in mijn gebruikelijke toestand overwoog ik hoe we door liefde verteerd kunnen worden en toen de gezegende Jezus kwam zei Hij: “Mijn dochter, als de wil niets wil dan Mij, als het verstand zich alleen bezig houdt met Mij te leren kennen, als het geheugen zich alleen Mij herinnert: dan worden de drie vermogens van de ziel verteerd door liefde. Hetzelfde voor de zintuigen: als ze alleen over Mij preekt, als ze alleen hoort wat Mij aangaat, als zij alleen vreugde beleeft aan mijn dingen, als zij alleen voor Mij werkt en loopt, als haar hart alleen Mij liefheeft, als zij alleen naar Mij verlangt; dat is verteerd worden door liefde vanuit de zintuigen. Mijn dochter, liefde houdt zoete verrukking in en zij maakt de ziel blind voor alles dat geen liefde is en zij wordt één en al oog voor alles wat liefde is. Daarom is iemand die liefheeft, wat haar wil ook tegenkomt, één en al aandacht als het over liefde gaat. Zo niet dan wordt ze blind en dom en begrijpt niets. Het zelfde geldt voor haar tong. Als zo moet speken over liefde voelt ze hoe haar woorden vol licht geraken en ze wordt welsprekend. Zo niet dan begint ze te stamelen en valt tenslotte stil en zo gaat het met alles”.


deel 11 – 22 mei  1912

Ware liefde is niet onderhevig aan ontevredenheid.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus even en omdat ik een zekere ontevredenheid in me voelde zei Hij: Mijn dochter, ware liefde is niet onderhevig aan ontevredenheid. Zij zal eerder de kans benutten om die ontevredenheid krachtens de liefde te veranderen in de schoonste tevredenheid. Omdat Ik het toppunt van tevredenheid ben, kan Ik bovendien geen spoor van ontevredenheid verdragen in de ziel die Mij liefheeft daar Ikzelf haar ontevredenheid meer voel alsof het eerder de mijne dan de hare is en Ik word gedwongen haar alles te geven wat maar tevreden maakt om haar zo helemaal aan te passen aan Mij. Anders zou er strijd en verschil in karakter, hartslag of gedachten zijn wat de harmonie tussen ons zou verstoren en Ik kan dat alles niet verdragen in iemand die Mij waarlijk lief heeft.

Bovendien is ware liefde werkzaam uit liefde en buiten de liefde om is zij niet werkzaam, Zij vraagt uit liefde en geeft zich over uit liefde. Dus ware liefde eindigt totaal in liefde, uit liefde sterft ze en uit liefde verrijst ze weer”. En ik: “Jezus, het komt me voor dat U me wilt ontsnappen met deze woorden maar weet dat ik niet opgeef. Voor 't ogenblik geeft U zich over aan Mij uit liefde. Stel voor mij een act van liefde en geef U over aan wat zo noodzakelijk voor mij is en wat echt moet gebeuren. Voor het overige laat ik alles U over. Anders zal ik ontevreden zijn”. En Jezus: “Je wilt winnen door ontevredenheid”. Hij glimlachte en verdween.



deel 11 – 25 mei 1912

De ziel die in de Goddelijke Wil leeft, is iets zachts in de handen van Jezus.

Vanmorgen liet mijn altijd lieflijke Jezus toen Hij me erg terneergedrukt zag, zingen aan zijn hart en toen zei Hij: “Mijn dochter, als iemand een gat wil maken in een hard object of het een andere vorm wil geven, zal dat object vernietigd worden of gebroken. Maar als het zacht is of gemaakt van een kneedbaar materiaal, kan men het gat er in maken of het de gewenste vorm geven zonder angst dat het kan breken. En als men het weer de oorspronkelijke vorm wil geven, zal dat object geschikt zijn voor alles zonder enige moeilijkheid. Zo is de ziel die in mijn Wil leeft. Zij is zacht en ik kan van haar maken wat Ik maar wil. Nu eens verwond Ik haar, dan weer verfraai Ik haar, nu vergroot Ik haar, in een ogenblik geef Ik haar weer haar oorspronkelijke toestand en de ziel is bereid tot alles, ze biedt geen weerstand en Ik draag haar altijd op handen, beleef voortdurend vreugde aan haar”.



deel 11 – 30 mei  1912

De ziel die Jezus werkelijk lief heeft, kan niet van Hem gescheiden worden.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand voelde ik me bedrukt omdat ik mijn altijd lieflijke Jezus miste en toen Hij kwam zei Hij: “Mijn dochter, als je zonder Mij bent, benut dit gemis dan om je liefdesacten voor Mij te verdubbelen, te verdrievoudigen, honderdvoudig te maken om zo een omgeving te creëren vol liefde, binnenin je en buiten je, waarin je Mij zult vinden mooier en a.h.w. herboren tot nieuwe leven. Waar liefde is, daar ben Ik in feite. Voor de ziel die Mij echt lief heeft, kan er geen scheiding zijn. We vormen eerder een eenheid, omdat liefde Mij lijkt te scheppen, Mij leven geeft, Me voedt, Me laat groeien. In liefde vind Ik mijn centrum en Ik voel Me herschapen, herboren, terwijl Ik eeuwig ben zonder begin en zonder einde. Maar dank zij de ziel die Mij liefheeft, schep Ik zo'n vreugde in de liefde dat Ik Me herschapen voel. Bovendien vind Ik in deze liefde mijn ware rust. Mijn intellect rust in het intellect van degene die Me liefheeft. Mijn hart, mijn verlangen, mijn handen en voeten rusten in het hart dat Mij bemint, in het verlangen dat Mij liefheeft en alleen naar Mij verlangt, in de handen die voor Me werken en in de voeten die alleen voor Mij lopen . Dus steeds meer rust Ik in de ziel die Mij liefheeft en de ziel vindt Mij met haar liefde overal en in alles. Zij rust helemaal in Mij en in mijn liefde is zij herboren, wordt zij verfraaid en zij groeit bewonderenswaardig in mijn eigen liefde”.


deel 11 – 2 juni  1912

Alleen de dingen buiten Jezus kunnen de ziel scheiden van Hem.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand klaagde ik bij Jezus dat ik Hem miste en Jezus zei me: “Mijn dochter, als er niets in de ziel is wat niet bij Mij hoort, of Mij niet toebehoort, kan er geen scheiding zijn tussen Mijzelf en de ziel. Zelfs nog sterker, Ik zeg je als er geen gedachte, tederheid, verlangen of hartslag is die niet de mijne is, dan houd Ik ofwel de ziel bij Mij in de Hemel of blijf Ik samen met haar op aarde. Als er dingen buiten Mij zijn – alleen die kunnen Mij scheiden van de ziel. En als je dit niet opmerkt binnenin je, waarom ben je dan bang dat Ik van je weg ga”.


deel 11 – 9 juni  1912

Voor de ziel die mijn Wil doet en er in leeft, is er geen dood en geen oordeel.

Daar ik wat te lijden had zei ik tot mijn altijd lieflijke Jezus: “Wanneer neemt U me mee? O alstublieft, haast U, oh Jezus, laat de dood mijn leven afbreken en verenig me met U in de Hemel”. En Jezus: “Mijn dochter, voor de ziel die mijn Wil doet en er in leeft, bestaat de dood niet. De dood is er voor wie mijn Wil niet doet, omdat zij moet sterven aan veel dingen: aan haar zelf, de begeerten, de aarde. Maar wie mijn Wil doet (en er in leeft) hoeft nergens aan te sterven. Zij is al gewend om in de Hemel te leven. Voor haar is het alleen maar haar stoffelijk overschot afleggen, zoals iemand die armoedige kleren uit doet om de kleding van een koningin aan te trekken, om haar ballingschap op te heffen en het vaderland in bezit te nemen. De ziel die mijn Wil doet (en er in leeft) is niet onderworpen aan de dood. Zij krijgt geen oordeel, haar leven is eeuwig. Wat de dood werd verondersteld te doen, heeft de liefde bij voorbaat gedaan en mijn Wil heeft haar zodanig geordend in Mij, dat er niets meer te oordelen valt. Blijf daarom in mijn Wil en wanneer je het 't minst verwacht, zul je je in mijn Wil in de Hemel bevinden”.


deel 11 – 28 juni  1912

De ziel die in de Goddelijke Wil leeft is een Hemel, met Jezus als de Zon en zijn eigenschappen zijn de sterren.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, kwam de gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, de ziel die mijn Wil doet (en er in leeft) is de hemel, maar de hemel zonder zon en zonder sterren, omdat Ik de Zon ben en de sterren die deze hemel verfraaien, zijn mijn eigenschappen. Hoe mooi is de hemel. Hij bekoort al wie hem ooit kan leren kennen. En Ik ben nog veel verliefder daar Ik mezelf als de Zon in het centrum van deze hemel zie en voortdurend blijf Ik nieuw licht, nieuw liefde en nieuwe genaden toewerpen. Hoe mooi is deze hemel als de Zon schijnt – dat betekent als Ik mezelf openbaar en de ziel liefkoos door haar te vervullen met mijn charisma's, Ik omhels haar en geraakt door haar liefde, voel Ik Me zwak en rust in haar. Alle heiligen verzamelen zich rond Mij terwijl Ik rust. Zij zijn verbaasd bij het zien van deze hemel waarin Ik de Zon ben en zij zijn in extase bij dit ontzaglijk wonder omdat je noch op aarde, noch in de Hemel iets vindt wat mooier en vreugdevoller is voor Mij en voor allen.

Hoe mooi is deze hemel als de Zon zich schuil houdt – d.w.z. als Ik haar beroof van Mij. Oh hoe bewonderenswaardig is de harmonie van de sterren. In feite is de lucht van deze hemel niet onderhevig aan wolken, regen of storm omdat de verborgen Zon verscholen is in het centrum van de ziel en de hitte ervan is zo hevig dat die de wolken, regen en storm vernietigt. De atmosfeer van deze hemel is altijd kalm, sereen en heerlijk van geur en de sterren die er in schitteren zijn eeuwige vrede en eindeloze liefde. Of de ziel nu verscholen is in de Zon en de sterren verdwijnen òf de Zon is in haar verborgen en de harmonie van de sterren verschijnt – de hemel is in beide gevallen prachtig. Deze hemel is mijn tevredenheid, mijn rust, mijn liefde – mijn paradijs”.


deel 11 – 4 juli  1912

De Goddelijke Wil moet het graf van de ziel zijn. Door aan zichzelf te denken, ontsnapt de ziel aan het goddelijk leven.

Vanmorgen na de communie zei ik tot mijn altijd lieflijke Jezus: “Tot wat voor toestand heb ik mezelf teruggebracht. Het lijkt of alles me ontglipt: lijden, deugden – alles!” En Jezus: “Mijn dochter, wat is er aan de hand? Wil je tijd verspillen? Wil je je niets-zijn verlaten? Blijf op je plaats in je niets-zijn – zodat het Al zijn plaats behoudt in jou. Weet echter dat je totaal moet sterven in mijn Wil: aan deugden – aan alles. Mijn Wil moet de graftombe zijn van de ziel. En net zoals in een graftombe wordt je natuur verteerd tot die volkomen verdwenen is en door die vertering zal die weer verrijzen tot nieuw en mooier leven – op dezelfde wijze zal de ziel, begraven in Mijn Wil als binnenin een graf, sterven aan het lijden, aan haar deugden, aan haar spirituele gaven en zij zal in alles verrijzen tot goddelijk leven.

Ach, mijn dochter, het lijkt wel of je de mondaine mens wil nadoen die bezig is met het tijdelijke en met wat eindigt terwijl zij wat eeuwig is niet eens overweegt. Mijn geliefde, waarom wil je niet leren om alleen van mijn Wil te leven? Waarom verlang je niet alleen het leven van de Hemel te leven, zelfs terwijl je op aarde bent? Mijn Wil is liefde, een liefde die nooit sterft. Daarom moet mijn Wil jouw graf zijn en liefde is de deksel die je moet opsluiten en verzegelen, zodat je geen hoop meer hebt om eruit te komen. En bovendien, iedere gedachte over jezelf, zelfs over de deugden zelf, is altijd gericht op jezelf en verwijdert zich van het goddelijk leven, terwijl, als de ziel alleen aan Mij denkt en aan wat Mij betreft, neemt zij goddelijk leven in zichzelf op en door het goddelijk leven te nemen, ontsnapt ze aan het menselijke en neemt ze al het goede wat maar mogelijk is. Hebben we elkaar begrepen?”


deel 11 - 19 juli  1912

Aandacht voor de onderrichtingen van Jezus zorgt ervoor dat de verfrissende adem van de ziel Hem ook bereikt doorheen anderen. Liefde moet alleen staan.

Vanmorgen, toen ik in mijn gebruikelijke toestand was, kwam de gezegende Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, Ik voel je adem en Ik voel Me erdoor verfrist. Je adem geeft me verfrissing, niet alleen als Ik dichtbij je ben, maar ook wanneer anderen over jou spreken en over de dingen die door jou werden gezegd voor hun heil. Door hen heen voel Ik jouw adem en Ik ben blij. Mijn verfrissing wordt herhaald en Ik zeg: “Mijn dochter zendt Mij haar verfrissing ook door anderen heen, omdat zij, als ze niet aandachtig naar Mij had geluisterd, nooit goed had kunnen doen aan anderen. Daarom is zij nog steeds degene die Mij dit goede toezendt. Dus Ik heb je meer lief en Ik voel Me genoodzaakt om te komen en met je te praten”.

Toen vervolgde Hij: “Ware liefde moet alleen staan. Wanneer die op iemand anders steunt - zelfs op een heilig of spiritueel persoon - staat Me dat tegen en in plaats van tevredenheid voel Ik bitterheid en last. In feite kan Ik, alleen wanneer liefde alleen staat, heersen en doen wat Ik met de ziel wil. En dit is de aard van ware liefde. Maar als die niet op zichzelf staat, kan het ene gedaan worden, maar iets anders niet - het is een gehandicapte heerschappij die geen volledige vrijheid biedt en daarom voelt de liefde zich ongemakkelijk en beperkt”.
deel 11 - 23 juli  1912

Het hart moet leeg zijn van alles.

Bij mijn altijd beminnelijke Jezus zat ik te klagen omdat behalve Hem te moeten ontberen, mijn arme hart ook ongevoelig was, koud, onverschillig voor alles alsof het niet langer leefde. Wat ben ik in een meelijwekkende toestand! En bovendien ben ik niet eens in staat te schreien over mijn ongeluk. Terwijl ik geen medelijden met mezelf kan hebben, hebt U medelijden met dit hart dat U zo hebt liefgehad en dat U zo vast besloten was te ontvangen. En Jezus: “Mijn dochter, kwel jezelf niet met iets wat geen kwelling waard is! In plaats van medelijden te hebben met deze klachten en met je hart, behaagt het Mij en Ik zeg: Verheug je met Mij omdat Ik je hart volkomen heb toegeëigend. En omdat je niets meer voelt van tevredenheid en het leven van je hart, kom alleen Ik genieten van jouw tevredenheid en jouw leven. Je moet weten dat als jij je hart helemaal niet voelt, Ik je hart binnenin het mijne trek en Ik neem rust, een zoete slaap, terwijl Ik ervan geniet. Als je het wel voelt, genieten we samen. Als je Mij laat begaan, kom Ik nadat Ik je rust gegeven heb in mijn hart en ervan genoot, rusten in jou en zal Ik je laten genieten van de tevredenheid van mijn hart.

Ach, mijn dochter, deze toestand is noodzakelijk voor jou, voor Mij en voor de wereld. Voor jou: als je wakker was geweest, zou je erg veel geleden hebben bij het zien van de kastijdingen die Ik nu overzend en de andere die Ik nog zal zenden. Daarom is het nodig om je in slaap te brengen om je niet zo veel te laten lijden. Het is nodig voor mij: hoeveel zou Ik hebben geleden als Ik je niet tevreden had gesteld - als Ik Me niet verwaardigd had te doen wat je wilde, omdat je Me niet toestond te kastijden. Dus was het nodig je in slaap te brengen. In bepaalde droevige tijden als kastijdingen noodzakelijk zijn, is het nodig gematigde middelen te kiezen om minder ongelukkig te zijn. Het is nodig voor de wereld: als Ik Mijzelf met jou zou willen uitstorten en jou zou laten lijden zoals Ik ooit pleegde te doen - en je tevreden zou stellen door de wereld de kastijdingen te besparen - dan zou geloof, godsdienst en verlossing zelfs nog verder uit de wereld worden verbannen, vooral als Ik in aanmerking neem hoe de gezindheid van de zielen is in deze tijden. Ach mijn dochter, laat Me begaan of Ik je nu wakker moet houden of in slaap. Zei je Me niet dat Ik met je kon doen wat Ik maar wilde? Wil je misschien terugkomen op je woorden?” En ik: “Nooit oh Jezus! Ik ben eerder bang dat ik slecht ben geworden en dat ik daarom in deze toestand geraak”. En Jezus: “Luister mijn dochter, kan het misschien zijn dat een bepaalde gedachte, neiging of wens die niet op Mij gericht is, bij jou is binnen geslopen? Als dit het geval is, zou je bang moeten zijn, Maar als dit niet zo is, is dat een teken dat Ik je hart binnen in Mij houd en Ik breng het in slaap. De tijd zal komen - die zál komen - dat Ik het wakker roep. Dan zul je zien dat je weer de gezindheid krijgt van voordien en omdat je rust gehad hebt, zal deze houding sterker zijn”. Toen vervolgde Hij: “Ik heb zielen in allerlei soorten: slaperige met liefde, onwetende met liefde, krankzinnige met liefde, geleerde met liefde. Maar weet je wat Me het meest interesseert? Dat alles liefde is. Alles wat geen liefde is, is zelfs geen blik waard”.


deel 11 - 12 augustus  1912

Gods liefde gesymboliseerd door de zon.

Vanmorgen kwam mijn altijd lieflijke Jezus even en zei: “Mijn dochter, de zon is het symbool van mijn liefde. De zon komt majestieus op, maar terwijl die opkomt, zit die altijd op één punt en komt nooit op. Met zijn licht dringt hij door in de hele aarde. Met zijn warmte maakt hij alle planten vruchtbaar. Geen oog dat er geen vreugde in vindt. Je zou kunnen zeggen dat er bijna geen goeds op aarde is dat niet ontstaat vanuit zijn weldadige invloed. Hoeveel dingen zouden niet kunnen leven zonder hem? En toch doet hij alles in stilte, zonder een woord, zonder iets te eisen. Hij valt niemand lastig, integendeel, hij neemt zelfs geen enkele ruimte op aarde in die hij op zijn beurt voorziet van licht. De mens kan er mee doen wat hij wil, nog sterker, terwijl zij genieten van het goede van de zon, besteden zij er geen aandacht aan en zij houden hem onopgemerkt in hun midden.

Zo is mijn liefde, gesymboliseerd door de zon. Zoals majesteit-zon komt zij op temidden van allen. Er is geen brein dat niet bestraald wordt door mijn licht. Geen hart dat mijn warmte niet voelt, geen ziel die niet omhelsd wordt door mijn liefde. Meer dan de zon ben Ik temidden van allen, maar - ach, hoe weinigen besteden aandacht aan Mij. Ik verblijf bijna onopgemerkt in hun midden. Ik krijg geen antwoord en toch blijf Ik licht, warmte en liefde geven. Als enige zielen wel aandacht schenken aan Mij, word Ik dwaas van vreugde maar zonder luidruchtigheid omdat Ik stevig in de waarheid sta en mijn liefde niet onderhevig is aan zwakheid.

Precies zo wil Ik jouw liefde voor Mij. En als dat gebeurt, word ook jij een zon voor Mij en voor allen omdat ware liefde al de eigenschappen van de zon bezit. Aan de andere kant, een liefde die niet stabiel is, vluchtig of niet waarheidslievend wordt gesymboliseerd door aards vuur dat onderhevig is aan veranderingen. Dit licht kan niet alles verlichten. Het is 'n erg dreigend licht, vermengd met rook. De warmte is beperkt en als het hout niet aangevuld wordt, dooft het en verandert in as. En als het hout groen is, spatten er vonken af en geeft het rook. Zo zijn de zielen die niet totaal voor Mij kiezen als mijn ware geliefden. Als zij iets goeds doen, komt er meer geschreeuw en rook vanuit hun actie dan licht. Als ze niet gevoed worden door wat menselijke drukte - zelfs gezien vanuit heiligheid en bewustzijn - zakken zij weg en worden kouder dan as. Het typische is hun wispelturigheid; nu eens vuur, dan weer as”.


deel 11 - 14 augustus  1912


Om zichzelf te vergeten moet de ziel alles doen, niet alleen omdat Jezus 't verlangt, maar omdat Jezus zelf het wil doen in haar. Als Hij ons verlost heeft met zijn Passie, met zijn verborgen leven heiligde en vergoddelijkte Hij alle menselijke acten.

In mijn gebruikelijke toestand zei mijn altijd beminnelijke Jezus: “Mijn dochter, om zichzelf te vergeten moet de ziel zo te werk gaan dat zij alles wat ze doet en wat nodig is voor haar, doet alsof Ik zelf het wens te doen in haar. Als ze bidt moet ze zeggen: Het is Jezus die wil bidden en Ik bid samen met haar. Als ze moet werken: het is Jezus die wil werken. Het is Jezus die wil lopen, het is Jezus die wil eten, die wil slapen die wil opstaan, die wil genieten en zo met al de andere dingen van het leven. Alleen zo kan de ziel zichzelf vergeten, omdat zij alles wil doen, niet alleen omdat Ik het verlang maar omdat Ik het zelf wil doen - het is juist voor Mij noodzakelijk”. Welnu, op een dag was ik aan het werk en ik dacht bij mezelf: “Hoe kan 't nou dat Jezus terwijl ik werk, in mij werkt en Hijzelf dit werk wil doen?” En Jezus: “Ik zelf werk en mijn vingers werken in de jouwe. Mijn dochter, toen Ik op aarde was, hebben mijn handen zich toen niet vernederd om hout te bewerken, om spijkers in te slaan, en mijn voedstervader Jozef te helpen? Terwijl Ik dat deed, met die handen, met die vingers schiep Ik zielen en riep andere zielen terug naar het andere leven. Ik vergoddelijkte alle menselijke acten, Ik heiligde die en gaf die stuk voor stuk goddelijke waarde. In de beweging van mijn vingers riep Ik achter elkaar al de bewegingen op van jouw vingers en die van anderen. En als Ik zag dat ze die voor Mij deden of omdat Ik die wilde doen binnenin hen, zette Ik Mijn leven in Nazareth in hen voort en Ik voelde Me bijna toegejuicht door hen voor de offers en de vernederingen in mijn verborgen leven en gaf hun de verdienste van mijn eigen leven.

Dochter, het verborgen leven dat Ik leidde in Nazareth wordt door de mensen niet overwogen, terwijl Ik, afgezien van mijn Passie, geen groter goed voor hen had kunnen doen. Door Mijzelf te vernederen tot al deze acten, klein en bescheiden, gaf Ik hun door die acten die mensen doen in hun dagelijks leven zoals eten, slapen, drinken werken, vuur maken, vegen etc. - alle acten waar niemand buiten kan - een goddelijke munt van onschatbare waarde in handen. Dus terwijl mijn Passie hen verloste, voorzag mijn verborgen leven iedere menselijke act, zelfs de meest onbetekenende, van goddelijke verdienste en oneindige waarde.

Zie je het? Terwijl je werkt - en dat doe je, omdat Ik wil werken - gaan mijn vingers over in de jouwe. En terwijl Ik werk in jou, precies op dat moment, hoevelen laat Ik met mijn scheppende handen het levenslicht zien? Hoe vele anderen roep Ik terug? Hoe velen, weer anderen, heilig Ik, corrigeer Ik, kastijd Ik enz. Welnu, je bent samen met Mij aan het scheppen, terugroepen, corrigeren enzovoort. Daarom, net zo min als jij alleen bent, zo ook ben Ik niet alleen aan het werk. Zou Ik je groter eer kunnen geven?”

Maar wie kan zeggen wat ik begreep en het heil dat we onszelf en anderen kunnen bezorgen door dingen te doen omdat Jezus die in ons wil doen. Mijn brein zakt wat weg, daarom stop ik nu.



deel 11 - 16 augustus  1912

Met je zelf bezig zijn verblindt het brein. Alleen aan Jezus denken is licht voor het brein.

Vanmorgen zei mijn altijd beminnelijke Jezus: “Mijn dochter, aan jezelf denken verblindt jullie brein. Het veroorzaakt een soort menselijke betovering in hen en die vormt een net rond de mens. Dit net is samengesteld uit zwakheden, zwaarte, melancholie, angsten en ieder kwaad van de menselijke natuur. En hoe meer men denkt aan zichzelf zelfs al lijkt het goed des te dichter wordt ‘t net en hoe blinder de ziel. Niet denken aan zichzelf daarentegen, maar alleen dan Mij en alleen aan liefde voor Mij, onder welke omstandigheden dan ook, is licht voor het brein en geeft een zoete, goddelijke verrukking. Deze goddelijke verrukking vormt ook een net, maar dit net bestaat helemaal uit licht, kracht, vreugde en vertrouwen. Kortom uit alle goeds wat Ikzelf bezit. En hoe minder men aan zichzelf denkt, hoe dichter dat net wordt en dat gaat zover dat je je zelf niet meer herkent. Hoe mooi is het om te zien hoe de ziel gehuld wordt in dit net dat de goddelijke verrukking heeft geweven. Hoe verrukkelijk, genadevol en dierbaar voor de hele Hemel. Het tegenovergestelde voor de ziel die denkt aan zichzelf”.



deel 11 -17 augustus  1912

Denken aan jezelf maakt de ziel kleiner.

Terwijl ik aan het bidden was zei Jezus: “Mijn dochter, denken aan jezelf verkleint de ziel en vanuit haar kleinheid meet zij mijn grootheid af en wil ze Mij gevangen zetten. Wie daarentegen niet met zichzelf bezig is, groeit door met Mij bezig te zijn binnenin mijn onmetelijkheid en brengt Mij de eer die Mij toekomt”.




deel 11 -20 augustus  1912

Jezus is dichtbij de ziel en wacht dat zij Hem roept om samen met haar te doen wat zij doet. De mens wikt, God beschikt.

Voortgaand liet mijn altijd lieflijke Jezus zich maar even horen en zei: “Mijn dochter, hoe treurig voel Ik me als Ik zie hoe de ziel op zichzelf geconcentreerd is en op eigen kracht werkzaam is, Ik ben haar nabij en kijk naar haar en als Ik zie dat ze dikwijls niet goed kan doen wat ze doet, wacht Ik tot ze aanroept en zegt: Ik wil dit gaan doen, maar ik kan het niet. Komt U het samen met Mij doen, dan zal ik alles goed doen. B.v. Ik wil liefhebben, komt U samen met mij liefhebben. Ik wil bidden, komt U samen met mij bidden. Ik wil dit offer brengen, kom en geef me kracht want ik voel me zwak... en dit geldt voor alles. Blij en met zeer groot welbehagen bied Ik Mezelf aan voor alles.

Ik ben als een leraar die zijn leerling een opdracht heeft opgegeven en bij zijn student in de buurt blijft om te zien wat hij doet. Niet in staat om het goed te doen, wordt de leerling ongerust, nijdig, raakt van streek en kan zelfs gaan huilen, maar hij zegt niet: “Meester, leer mij eens hoe ik dit moet doen”.
Wat een vernedering voor de leraar als hij ziet hoe hij door zijn student wordt behandeld als een niets? Dit is mijn toestand. Dan vervolgde Hij: “De uitdrukking luidt: de mens wikt, God beschikt. Zo gauw de ziel van plan is iets goeds te doen, heilig te zijn, stel Ik direct dingen ter beschikking die nodig zijn: licht, genade, Mij kennen, zich leeg maken. En als Ik hiermee mijn doel niet bereik, zorg Ik dat er haar door vernederingen niets ontbreekt om haar te geven wat ze van plan was. Maar och - hoe velen ontsnappen met geweld aan deze list die mijn liefde voor hen gearrangeerd heeft. Er zijn er maar weinig die volhouden en Mij de kans geven mijn werk te voltooien”.


deel 11 -28 augustus  1912

Liefde transformeert de ziel in God, maar liefde wil haar leeg van alles aantreffen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus maar even en zei: “Mijn dochter, de
andere deugden, hoe hoog en verheven die ook zijn, zijn altijd de reden dat het schepsel zich onderscheidt van haar Schepper. Alleen liefde transformeert de ziel in God en maakt haar een met Hem. Dus alleen de liefde triomfeert over alle menselijke onvolmaaktheden en verteert wat de ziel belemmert om over te gaan naar het goddelijk leven. Er kan echter geen ware liefde zijn als die geen leven en voedsel krijgt van mijn Wil. Dus het is mijn Wil die, verenigd met liefde, de ware transformatie in Mij bewerkt. Die ziel is in voortdurend contact met mijn macht en heiligheid en alles wat Ik ben. Daarom kan zij zeggen dat zij een ander Ik is. Alles is kostbaar, alles is heiligheid voor de ziel. Je zou kunnen zeggen dat zelfs haar adem of het contact met de grond die ze betreedt kostbaar is, heilig, omdat die niets anders zijn dan de uitwerking van mijn Wil”.

Toen vervolgde Hij: “Oh, als allen toch eens mijn liefde en mijn Wil kenden! Zij zouden ophouden met op zichzelf te leunen en nog sterker, op anderen - ondersteuning van mensen zou verdwijnen. Oh, hoe onbetekenend, pijnlijk, ongemakkelijk zouden ze die vinden. Allen zouden alleen steunen op mijn liefde en omdat mijn liefde allerzuiverste geest is en geen materie bevat, zouden ze zich zo erg op hun gemak voelen door de steun binnenin Mij en met de uitwerking die zij verlangen.

Mijn dochter, liefde verlangt zielen die leeg zijn van alles, anders kunnen ze niet bekleed worden met het kleed van de liefde. Het is zoals bij iemand die een pak wil dragen maar dat pak is van binnen opgevuld zodat hij er niet in geraak. Hij probeert een arm in de mouw te steken, maar wordt tegengehouden zodat die arme ziel ofwel de vulling moet verwijderen ofwel een slechte indruk maken. Hetzelfde met de liefde: als die de ziel wil bekleden met zichzelf en zij vindt de ziel niet volkomen leeg, trekt ze zich verbitterd terug”.



deel 11 -31 augustus  1912

Liefde, gesymboliseerd door een verblindende zon, verdedigt de geliefde ziel en beveiligt haar.

Toen ik aan 't bidden was voor iemand, zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, met liefde, gesymboliseerd door de zon, gaat het net zoals met mensen die gemakkelijk hun werk kunnen doen als ze niet te hoog in de lucht kijken, want het licht van de zon valt dan mild in hun ogen. Maar als zij hun ogen op de zon richten, vooral midden op de dag, wordt hun zicht verblind en zij worden gedwongen hun ogen lager te richten, anders kunnen ze niet handelen in de juiste houding. Zij zouden hiervan groot nadeel ondervinden, terwijl zij de zon niet benadelen die zijn baan voortzet in volle majesteit.

Zo geschiedt het, mijn dochter, met degene die Mij werkelijk liefheeft. Liefde is meer voor haar dan een majestueuze indrukwekkende zon. Als mensen van ver naar haar kijken, daalt het liefdeslicht mild af in hun ogen en daarom kunnen zij plannen smeden, strikken spannen en kwaad spreken van haar. Maar als zij proberen haar te naderen, zich tot haar te richten, zal het liefdeslicht hun ogen raken en zij zullen tenslotte weggaan en er niet langer over denken. En de liefhebbende, ziel zal haar weg vervolgen, zonder te overwegen of zij naar haar kijken of niet, omdat zij weet dat de liefde haar in alles zal verdedigen en haar zal beveiligen”.


deel 11 - 2 september 1912

Het nadeel van denken over jezelf voor een ziel die Jezus liefheeft. De zielen die verenigd zijn met de Goddelijke Wil en alleen bezig zijn met hun liefde voor Jezus, zijn net zo verenigd met Hem als stralen met de zon.

Ik zei tegen mijn altijd beminnelijke Jezus: “Mijn enige angst is dat U me zou verlaten, U terug zou trekken”. En Jezus: “Mijn dochter, Ik kan je niet verlaten omdat je niet aan jezelf denkt, noch bezorgd bent over jezelf. Voor iemand die Mij werkelijk liefheeft zijn aan jezelf denken, bezorgd zijn om jezelf zelfs in het goede, vele hiaten die zij teweeg brengt in de liefde en daarom kan mijn leven de ziel niet volkomen vullen. Ik word als het ware aan de kant gezet, in een hoek en zij geven Mij de gelegenheid om Mij dikwijls terug te trekken. Aan de andere kant, als men niet geneigd is aan eigen zorgen te denken maar alleen denkt aan liefde voor Mij, zorgt zij voor Mij en vervul Ik haar totaal. Er is niet een punt in haar leven waar ze Mij niet vindt en als Ik Me soms wat terug zou willen trekken, zou Ik Mezelf moeten vernietigen, wat niet kan.

Mijn dochter, als de zielen toch eens zouden weten hoe schadelijk 't is om met jezelf bezig te zijn! Zij drukken de ziel te neer, zij verlagen haar, zij zorgen dat zij naar binnen blijft kijken. En hoe meer ze naar zichzelf kijken hoe menselijker ze worden. Hoe meer zij over zichzelf nadenken, des te meer ervaren ze hun ellende en worden ze ellendiger. Allen aan Mij denken daarentegen, Mij liefhebben, helemaal op Mij vertrouwen, houdt de ziel goed gefocused en door hun blik alleen op Mij gericht te houden, verheffen ze zich en groeien. Hoe meer ze naar Mij kijken hoe goddelijker ze worden. Hoe meer ze aan Mij denken hoe rijker en moediger ze zich voelen”.

Toen vervolgde Hij: “Mijn dochter, de zielen die verenigd zijn met mijn Wil, die Me toestaan mijn leven in hen uit te dragen en die er alleen aan denken Mij te beminnen, zijn met Mij verbonden als stralen met de zon. Wie vormt de stralen? Wie schenkt die leven? De zon. Als de zon niet in staat zou zijn die stralen te vormen, zou die haar licht en warmte niet kunnen verspreiden. Dus helpen de stralen de zon haar baan af te leggen en zij maken die mooier. Hetzelfde voor Mij. Alleen door deze stralen die met Mij een geheel vormen, verspreid Ik Mezelf over alle regionen, en geef licht, genade en warmte en Ik voel Me fraaier dan wanneer Ik geen stralen had.

Welnu, men zou een zonnenstraal kunnen vragen hoe veel banen die heeft afgelegd, hoeveel licht en hoeveel warmte die heeft gegeven. Als die verstand had; zou die antwoorden: Daar houd ik me niet mee bezig - de zon weet dat en dat is genoeg. Als ik meer landen had waar ik licht en warmte moest geven, zou ik dat doen omdat de zon die me leven geeft, alles kan bereiken. Maar als die straal zou willen nadenken, en achterom zou kijken naar wat ze had gedaan, zou die afwijken van haar baan en duisternis worden.
Zo zijn de zielen, mijn beminden – zij zijn mijn levende stralen. Zij kijken niet terug naar wat ze doen. Hun bedoeling is in de goddelijke zon te blijven. En als ze zouden willen terug kijken, zou hun hetzelfde overkomen als de zonnestraal: zij zouden veel kwijt raken”.


deel 11 - 6 september  1912

Wie weldaden ervaart van Jezus' nabijheid.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, kwam de gezegende Jezus even en zei: “Mijn dochter, Ik ben de zielen nabij, binnenin en buiten hen. Maar wie ervaart de uitwerking hiervan? Wie met zijn eigen wil dicht bij mijn Wil komt. Wie Mij roept, wie bidt en mijn macht kent en het goede dat Ik hem kan geven. Anders gaat het zoals die persoon die water in zijn huis had, maar er niet naar toe gaat om het te halen en te drinken. Zelfs als er water is, geniet hij er niet van en staat in brand van de dorst. Hetzelfde geldt voor wie ‘t koud heeft: hoewel er vuur is, gaaf hij er niet naar toe om het warm te krijgen. Hij zal niet genieten van de weldaad van de warmte en zo voor al ‘t overige. Wat een verdriet voor mij: Ik wil geven maar er is niemand die mijn weidaden aanneemt”.


deel 11 -29 september 1912

De meest begunstigde ziel door Jezus. Jezus is degene die beschikt over de intenties van de ziel die leeft in zijn Wil. Het gebruik van natuurlijke goederen in de Goddelijke Wil.

Ik schrijf over dingen uit het verleden. Ik dacht bij mezelf: “De Heer sprak tegen sommigen over
zijn lijden, tegen anderen over zijn hart, tegen weer anderen over zijn kruis en vele andere dingen. Ik zou willen weten wie het meest begunstigd is door Jezus”. En mijn lief1ijke Jezus zei toen Hij kwam: “Mijn dochter; weet je wie het meest begunstigd is door Mij? De ziel aan wie Ik de wonderen en de macht van mijn allerheiligste Wil heb geopenbaard. Alle andere dingen zijn delen van Mij, terwijl mijn Wil het centrum is, het leven, de beheerder van alles. Mijn Wil richtte mijn lijden, gaf leven aan mijn hart en verheerlijkte het kruis, Mijn Wil sluit alles in, verovert alles, en heeft effect op alles. Daarom is mijn Wil meer dan wat dan ook. Dientengevolge is degene die Ik gesproken heb over mijn Wil de meest begunstigde boven iedereen en alles. Hoe zou je Me moeten bedanken dat Ik je heb toegelaten tot de geheimen van mijn Wil. Nog sterker; wie in mijn Wil is, is mijn Passie, zij is mijn hart, ze is mijn Kruis en zij is mijn Verlossing. Wij verschillen in niets van elkaar. Daarom wil Ik jou helemaal in mijn Wil als je in al mijn goederen wil delen”.

Een andere keer dacht ik erover wat de beste manier is om onze acten, gebeden, etc, aan te bieden, of als eerherstel, of als aanbidding etc. En mijn altijd welwillende Jezus zei: “Mijn dochter; wie in mijn Wil is en haar dingen doet omdat Ik het wil, hoeft niet zelf haar bedoelingen te bepalen. Omdat ze in mijn Wil is en zij werkt, bidt of lijdt, beschik Ikzelf over deze dingen zoals Mij het meest behaagt. Heb Ik graag eerherstel? Dan bestem Ik die voor eerherstel. Heb Ik graag liefde dan neem Ik die als liefde. Omdat Ik de eigenaar ben, doe Ik ermee wat Ik maar wil. Voor wie niet in mijn Wil leeft, is het wat anders: zij zijn degenen die beschikken en Ik handel overeenkomstig hun wil”.

Een andere keer las ik over een heilige vrouw die aanvankelijk bijna geen behoefte had aan voedsel en nadien zeer dikwijls voedsel nodig had – haar behoefte werd zo groot, dat ze uiteindelijk weende als ze haar niets gaven – Ik bleef zorgen maken en dacht over mijn toestand omdat Ik ooit gewend was om erg weinig voedsel te nemen en dan moest overgeven en nu neem ik meer en ik geef niet over”. En ik zei bij mezelf: “Gezegende Jezus, wat is dit? Ik beschouw dit als een gebrek aan versterving. Mijn slechtheid leidt tot deze ellende”. En toen Jezus kwam zei Hij: “Mijn dochter, wil je weten waarom? Nu ga Ik je tevreden stellen. Om de ziel totaal van Mij te maken, ontledig Ik haar in ‘t begin van alles wat voelbaar is en plaats Ik in haar alles wat hemels is en goddelijk. Ik maak haar zelfs los van de noodzaak van voedsel zodanig dat ze het bijna niet nodig heeft. Dus als ze zichzelf in deze toestand aantreft, voelt ze bijna lijfelijk dat Jezus alleen genoeg is, dat niets nog noodzakelijk is voor haar. En de ziel stijgt op, zij veracht alles, zij geeft om niets anders. – haar leven is hemels. Als Ik haar stevig verankerd heb voor jaren en jaren, zonder bang te zijn dat alles wat voelbaar is ook maar de geringste indruk op haar zou maken - omdat als de ziel eenmaal geproefd heeft van het hemelse, het bijna onmogelijk is dat ze drek en mest nog zou waarderen - geef Ik haar het gewone leven weer terug, omdat Ik wil dat mijn kinderen deel krijgen aan de dingen die Ik geschapen heb uit liefde voor hen volgens mijn Wil en niet naar hun eigen wil. En alleen uit liefde voor deze kinderen ben Ik gedwongen de anderen te voeden. En dat niet alleen, maar zien hoe deze hemelse kinderen de noodzakelijke dingen nemen als offer met onthechting en volgens mijn Wil, is voor Mij het mooiste eerherstel voor al degenen die de natuurlijke dingen niet gebruiken volgens mijn Wil. Hoe kun je nu zeggen dat je je hierdoor slecht voelt. Helemaal niet. Wat is er verkeerd aan als je in mijn Wil wat meer of minder afval neemt? Niets, niets. In mijn Wil kan er geen kwaad zijn, alleen maar goed, zelfs in de meest onbekennende dingen”.



deel 11 - 14 oktober 1912
Alles wat Jezus doet in zielen is eeuwig.

In mijn gebruikelijke toestand klaagde ik bij de gezegende Jezus over mijn armzalige toestand en zei: “Hoe heb ik er baat bij dat U me in het verleden zo veel genaden gaf en U zelfs op het punt stond mij samen met U te kruisigen, als nu alles voorbij is”. En Jezus: “Mijn dochter, wat zeg je nu? Wat? Dat doet je geen goed? Alles is voorbij? Fout - je bedriegt jezelf. Niets is voorbij en alles doet je goed. Je moet weten dat alles wat Ik doe met een ziel, verzegeld wordt met het zegel van de eeuwigheid en er is geen kracht die het werk van mijn genade van de ziel weg kan nemen. Dus, alles wat Ik aan je ziel heb bewerkt - alles - bestaat en heeft leven in jou en het geeft je voortdurend voedsel. Dus als Ik je kruisigde, bestaat die kruisiging en die bestaat net zo dikwijls als Ik je heb gekruisigd. Dikwijls schep Ik vreugde in mijn werk in zielen en sla Ik mijn werk op. En dan vernieuw Ik mijn werk weer zonder weg te halen wat Ik voordien heb gedaan. Daarom, hoe kun je nu zeggen dat niets je goed doet en dat alles voorbij is?

Ach, mijn dochter, de tijden zijn zo droevig dat mijn rechtvaardigheid op het punt staat de zielen te verwerpen die de bliksem op zich nemen en zo voorkomen dat ze op de wereld neerkomen. Dit zijn de dierbaarste slachtoffers van mijn hart en de wereld dwingt Mij hen bijna passief te houden. Maar het is niet hun ledigheid omdat zij, levend in mijn Wil, al lijkt het of zij niets doen, alles doen, nog sterker; zij omhelzen de onmetelijkheid en eeuwigheid. Maar de wereld geniet, door haar slechtheid; niet van de uitwerking hiervan”.




deel 11 -18 oktober 1912

Jezus en Luisa wenen samen.
Vanmorgen kwam mijn altijd beminnelijke Jezus, maar heel even, heel gekweld en schreiend. Ik weende samen met Hem en toen zei Hij: “Mijn dochter; wie doet ons wenen en drukt ons zo te neer? De wereld is de oorzaak, nietwaar? “ En ik: “Ja” En Hij: “Vanwege zo'n heilige zaak en zo zonder eigenbelang schreien wij en toch wie let hierop? Integendeel, zij lachen om onze gekweldheid vanwege hen. Ach, dit is nog maar het begin. Ik zal het aanschijn van de aarde wassen met hun eigen bloed”. En ik kan zoveel mensenbloed zien dat werd vergoten dat ik zei: “Ach Jezus, wat bent U aan 't doen? Jezus wat doet U nu?”

deel 11 -1 november 1912
De ziel die aan zichzelf denkt verarmt zichzelf en voelt behoefte aan alles. De ziel die leeft in de Goddelijke Wil denkt niet aan zichzelf. Haar ontbreekt niets en zij heeft niets nodig.
Erg gekweld vanwege het gemis van mijn aanbiddelijke Jezus, bad ik en gaf eerherstel voor allen. Maar op het toppunt van mijn bitterheid concentreerde ik me weer op mezelf en ik zei: “Heb medelijden met mij – vergeef deze ziel! Uw bloed, uw pijnen – zijn die ook niet de mijne? Tellen die misschien minder voor mij?” Terwijl Ik dit zei, zei mijn beminnelijke Jezus van uit mijn binnenste: “Ach, mijn dochter; wat doe je nu? Aan jezelf denken? Nu zak je af, je reduceert je zelf van eigenaar tot de ellendige toestand van iemand die vraagt! Arme dochter, door aan jezelf te denken, verarm je jezelf, omdat je in mijn Wil de eigenaar bent en je alles kunt nemen naar believen. Als er iets te doen is in mijn Wil, is het bidden en eerherstel brengen voor anderen”. En ik: “Liefste Jezus, U hebt zo graag dat degenen die leven in uw Wil niet aan zichzelf denken en U, denkt U aan U zelf?” (wat een ongepaste vraag.) En Jezus: Nee, Ik denk niet aan Mezelf. Wie iets nodig hebben denken over zichzelf Ik heb niets nodig. Ik ben de heiligheid zelf, het geluk zelf, de onmetelijkheid, hoogte en diepte zelf Mij ontbreekt niets -niets. Mijn wezen bevat al 't mogelijke goeds wat je je voor kan stellen binnen in zichzelf. Als er een gedachte Me bezig houdt, is het die aan de mensheid die Ik alles kwijt gescholden heb en waarvan Ik verlang dat zij weer terugkeren in Mij. En in deze zelfde toestand breng Ik de zielen die waarlijk mijn Wil willen doen - zij zijn een met Mij en Ik maak hen tot eigenaren van mijn goederen, omdat er in mijn Wil geen slavernij is: wat van Mij is, is van hen en wat Ik ook wil, willen zij eveneens. Dus als ze ergens behoefte aan heeft betekent het dat ze niet waarlijk in mijn Wil leeft of hoogstens daalt ze er soms in af zoals je nu doet, niets minder!

Lijkt het je niet vreemd dat iemand die een wordt met Mij - één enkele Wil - Mij vraagt om
barmhartigheid, vergeving, bloed, pijn terwijl Ik haar tot eigenaar maakte samen met Mij? Ik weet niet wat Ik haar aan barmhartigheid of vergeving moet geven, omdat Ik haar alles gaf. Hoogstens zou Ik barmhartig kunnen zijn voor Mezelf of Mijzelf schuld vergeven, wat nooit kan. Daarom raad Ik je aan dat je mijn Wil niet verlaat en dat je niet aan jezelf denkt maar aan anderen, anders zou je jezelf verarmen en behoefte hebben aan alles”.


deel 11 - 2 november  1912

Hoe de ziel zich alleen moet herkennen in God.

Nog steeds gekweld zei ik bij mezelf: “Ik herken mezelf niet langer, zoet leven van mij, waar bent U? Wat moet ik doen om U weer terug te vinden? Zonder U, mijn Liefde, kan ik de schoonheid niet vinden die me verfraait, de kracht die me sterkt, het leven dat me verlevendigt. Mij ontbreekt alles – alles is dood voor mij en het leven zelf zonder U is pijnlijker dan welke dood dan ook. Ach, het is voortdurend sterven. Kom, oh Jezus, ik kan niet meer! Oh, verheven licht, kom laat me niet langer wachten. U laat me voelen hoe uw handen me aanraken, maar als ik U probeer vast te pakken, ontsnapt U me. U toont me uw schaduw maar als ik probeer in de schaduw naar uw majesteit te kijken en naar de schoonheld van mijn Zon Jezus, raak ik zowel de schaduw als de Zon kwijt. Oh, alstublieft, heb medelijden! Mijn hart wordt gekweld, het wordt in stukken gescheurd – ik kan niet meer leven. Ach, als ik maar kon sterven!

Toen ik dit zei, kwam mijn altijd beminnelijke Jezus naar even en zei: “Mijn dochter, Ik ben hier binnenin je. Als je je wilt herkennen, kom dan in Mij om jezelf binnenin Mij te herkennen. Als je
komt om jezelf in Mij te herkennen, breng je jezelf in harmonie, omdat je in Mij je beeld aantreft,
door Mij gemaakt en gelijk aan Mij. Je zult alles vinden wat nodig is om dit beeld te behoeden en te verfraaien. Als je komt om jezelf in Mij te herkennen, zul je ook je naaste in Mij herkennen en als je ziet hoe Ik je liefheb en hoe Ik je naaste liefheb, zul je groeien naar ware goddelijke liefde en alles binnen en buiten je zal in harmonie geraken - de goddelijke harmonie. Maar als je jezelf wil herkennen binnenin jezelf, zul je ten eerste jezelf niet echt herkennen omdat je geen goddelijk licht hebt. Ten tweede, je zult, alles in wanorde aantreffen, in conflict met elkaar: ellende, zwakte, duisternis begeerte en al het andere. Wanorde zul je vinden binnen en buiten jezelf want dit alles zal niet alleen in conflict raken met jou, maar ook onderling, om te zien wat jou het meest kan kwetsen. En stel voor hoe ze je in conflict brengen met je naaste. Ik wil niet alleen dat je jezelf in Mij herkent, maar als je tot bezinning wil komen, moet je naar Me toe komen en dat in Mij doen. Anders, als je 't probeert zonder Mij, zal het je meer schaden dan goed doen”.


deel 11 - 25 november  1912

De twee trappen: één van hout voor degenen die het pad volgen van de menselijke deugden. En één van goud voor degenen die hun leven leiden in het leven van Jezus.

Vanmorgen leek het of mijn lieflijke Jezus net zo kwam als gebruikelijk. Het kwam mij echter voor dat Hij in het voorbij gaan me graag weer wilde zien en bij me wilde zijn op een vertrouwde manier. Toen ik zag hoe goed, lief en welwillend Hij was, vergat ik al mijn zorgen en hoe ik Hem gemist had en toen ik Hem zag met een grote, tamelijk dikke doornenkroon zei ik: “Mijn zoete Lief en mijn Leven, toon me dat U me blijft lief hebben – haal deze kroon van uw hoofd, en zet die met uw eigen handen op mijn hoofd. En de beminnelijke Jezus nam hem van zijn hoofd en met zijn eigen handen drukte Hij hem op mijn hoofd. Oh, hoe gelukkig voelde ik me met die doornen van Jezus – inderdaad scherp, maar zo zoet. Hij keek naar me met liefhebbende tevredenheid en toen ik zag hoe teder Hij naar me keek, kreeg ik moed en vervolgde: “Jezus, mijn liefste, de doornen zijn niet genoeg voor me om zeker te zijn dat U me nog steeds lief hebt – hebt U geen spijkers om me te kruisigen. Haast U, Jezus, laat me niet in onzekerheid want alleen al de twijfel of ik nog wel bemind wordt door U, doet me voortdurend sterven. Sla de spijkers erin!”

En Hij: “Mijn dochter, Ik heb geen spijkers bij de hand maar om je tevreden te stellen zal Ik met ijzer doorboren.” Dus nam Hij mijn handen en scheurde die erg ver open en toen mijn voeten. Ik leed inderdaad. Ik voelde me zwemmen in een zee van pijn, maar ook van liefde en zoetheid. Het leek of Jezus zijn tedere en liefdevolle blik niet van me af kon houden, Hij hing zijn koninklijke mantel om me heen, bedekte me er helemaal mee en zei: “Mijn lieve dochter, houd nu eens op met te twijfelen aan mijn liefde voor jou. Nog sterker, om je te bemoedigen zeg Ik je – in welke toestand je ook bent of wanneer je ziet dat Ik me zorgen maak, in een flits of in stilte, denk er aan dat nog eens een keer mijn doornen of spijkers voor jou genoeg zal zijn om ons, meer dan ooit tevoren, dichter en intiemer tot elkaar te brengen. Wees daarom tevreden en Ik zal doorgaan met het kastijden van de wereld”. Hij zei nog andere dingen maar de hevigheid van de pijn staat me niet toe me die goed te herinneren.

Toen bleef ik alleen achter zonder Jezus en ik stortte mijn hart uit bij mijn lieve Mama, en schreide en bad haar Jezus weer terug te laten komen. Mijn Mama zei: “Schrei niet. Je moet Jezus bedanken voor de manier waarop Hij zich naar jou voegt en voor de genade die Hij je schenkt, hoe Hij niet toestaat dat je weg drijft van zijn allerheiligste Wil in deze tijden van kastijdingen. Groter genade kon Hij je niet geven”.

Nadien kwam Jezus terug en toen Hij zag dat ik had geweend zei Hij: “Waarom heb je geweend?” En ik: “Ik weende met mijn Mama en niet met iemand anders en ik deed dat omdat U er niet was”. En Jezus nam mijn handen in de zijne en scheen mijn pijnen te verlichten en toen liet Hij me twee hoge trappen zien, van de aarde naar de Hemel. Op één van die twee stond er veel volk – op de ander heel weinig. De trap waar maar weinig mensen op stonden, was van degelijk goud en het kwam mij voor dat die weinigen die naar boven gingen leken op vele andere Jezussen – ieder van hen was een Jezus. De andere waar meer mensen op stonden leek van hout en men kon onderscheiden wie die mensen waren – bijna allen waren klein van stuk en niet goed uitgegroeid.

Jezus zei me: “Mijn dochter, degenen die hun leven leefden in mijn leven, gingen naar boven op de gouden trap. Dus Ik kan zeggen – zij leven allen voor Mij en Ik ben hun leven. Hun acten zijn van goud en van onschatbare waarde omdat die goddelijk zijn. Niemand zal ooit hun hoogte bereiken omdat zij mijn eigen leven zijn. Zonder dat iemand hen kent, omdat zij in Mij verscholen zijn, zullen zij pas in de Hemel volkomen bekend zijn.

Op de houten trap zijn er meer zielen. Dit zijn de zielen die gaan langs de weg der deugd, ja, maar niet in eenheid met mijn leven en niet voortdurend verbonden met mijn Wil. Hun acten zijn van hout, daarom zijn zij van weinig waarde. Deze zielen zijn klein, bijna broodmager, omdat vele menselijke doeleinden vermengd zijn met hun goede acten en menselijke doelstellingen geven geen groei. Zij zijn bekend bij iedereen, omdat zij niet in Mij verborgen zijn maar in zichzelf. Daarom bedekt niemand hen. Zij zullen de Hemel geen verrassing bezorgen omdat zij ook op aarde bekend zijn.

Daarom mijn dochter, wil Ik jou volkomen binnenin mijn leven, niets in het jouwe, en Ik vertrouw jou degenen toe die je kent en ziet, dat zij zich sterk houden en volhardend op de trap van mijn leven”. Hij wees me iemand aan die ik ken en Hij verdween. Moge alles voor zijn glorie zijn.


deel 11 – 14 december  1912

Wie in de Goddelijke Wil leeft, alles omhelst, voor allen bidt en eerherstel brengt, krijgt in zichzelf alleen die liefde die God voor allen heeft. Wie totaal in de Goddelijk Wil leeft is niet onderhevig aan bekoringen.

Vanmorgen, toen mijn altijd lieflijke Jezus kwam, bond Hij me vast met een gouden draad en zei: “Mijn dochter, Ik wil je niet vastbinden met touwen en kettingen. Boeien en ijzeren kettingen worden gebruikt voor rebellen, maar voor de volgzamen – voor degenen die geen ander leven willen dan in mijn Wil en die geen ander voedsel nemen dan mijn liefde, is alleen een draad genoeg om hen met Mij verenigd te houden en dikwijls gebruik Ik deze draad zelfs niet eens. Zij zijn zo diep in Mij dat zij één enkel ding vormen met Mij en als Ik de draad gebruik, is het bijna om rondom hen te spelen”. Terwijl Jezus me vastbond, bevond ik me in de eindeloze zee van de Wil van mijn Jezus en dientengevolge in alle schepselen en ik bleef rondgaan in het brein van Jezus, in zijn ogen, in zijn mond, in zijn hart en ook in het brein, de ogen en in alles van de schepselen en ik deed alles wat Jezus deed. Oh hoe omhelst men allen met Jezus samen – niemand wordt uitgesloten!

Toen vervolgde Jezus: “Wie in mijn Wil leeft, iedereen omhelst, bidt en eerherstel brengt voor iedereen, neemt alleen in zichzelf de liefde op die Ik heb voor allen. De liefde die Ik voor iedereen heb, sluit zij in zichzelf in en zij is net zo dierbaar en mooi voor Mij als Ik haar liefheb. Zij laat iedereen achter zich”.

Omdat ik gelezen had dat iemand die niet bekoord wordt niet dierbaar is voor God en omdat het leek of ik al heel lang geen bekoringen meer had gekend, zei ik dit aan Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, wie volledig in mijn Wil leeft, is niet onderhevig aan bekoringen, omdat de duivel niet in staat is mijn Wil binnen te gaan. En dat niet alleen, hijzelf wil niet binnen komen omdat mijn Wil licht is en in dit licht zou de ziel zijn listen heel makkelijk onderkennen en daarom de spot drijven met de vijand. De vijand houdt niet van deze spotternij die voor hem vreselijker is dan de hel zelf; dus doet hij alles wat hij kan om bij haar weg te blijven. Probeer uit mijn Wil weg te gaan en je zult zien hoeveel vijanden je zullen belagen. Wie in mijn Wil leeft, houdt de vlag van de overwinning altijd hoog en geen enkele vijand durft deze onneembare vlag te benaderen”.


deel 11 – 20 december  1912

Jezus geeft alles wat Hij is aan iemand die zijn Wil doet (en er in leeft). Er is geen oordeel voor de ziel die zijn Wil doet (en er in leeft). ’t Verschil tussen de Goddelijke Wil en liefde.

In de afgelopen dagen leek mijn altijd lieflijke Jezus zijn spreken over zijn heilige Wil samen te persen: Hij komt, zegt enkele woorden en ontkomt. Ik herinner me dat Hij ooit zei: “Mijn dochter, bij iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) ervaar Ik het als mijn plicht om haar mijn vermogens, mijn schoonheid en mijn kracht te geven – in één woord, alles wat Ik ben. Als Ik haar dat niet geef, zou ik het bij Mijzelf ontkennen”.

Een andere keer was ik aan ’t lezen, hoe vreselijk het oordeel is en daar ik daar erg bedroefd over was, zei mijn lieve Jezus: “Mijn dochter, waarom wil je Me bedroefd maken?” En ik: “Ik heb niet de bedoeling U te bedroeven maar mezelf”. En Hij: “Ach, wil je niet begrijpen dat ongenoegens, droefheid en alles wat iemand in mijn Wil kan lijden, terug valt op Mij en dat Ik dat voel als van Mij? Ik kan iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) zeggen: “Wetten zijn niet voor jou – voor jou is er geen oordeel”. En als Ik haar zou willen oordelen, zou Ik te werk gaan als iemand die tegen zichzelf in wil gaan. Integendeel, iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) krijgt het recht om anderen te oordelen in plaats van geoordeeld te worden”. Toen vervolgde Hij: “De goede wil van een ziel die goed doet, heeft macht over mijn hart. En deze macht heeft zo veel invloed op Mij dat ze door die invloed Mij dwingt haar te geven wat ze verlangt”.

Toen dacht ik: “Wat heeft Jezus het liefste: liefde of zijn Wil? En Jezus: “Mijn Wil moet boven alles gaan. Kijk zelf eens: je hebt een lichaam en een ziel. Je bent samengesteld uit intellect, vlees, beenderen en zenuwen. Maar je bent niet van koud marmer – je bevat ook warmte. Welnu, intellect, lichaam, vlees, beenderen en zenuwen moeten mijn Wil zijn, terwijl de warmte, teweeg gebracht door vlammend vuur, de liefde is. Dus in alle dingen moet de substantie mijn Wil zijn, de uitwerking is de liefde. Beide zijn zo met elkaar verbonden dat het een niet zonder het ander kan. Dus, hoe meer substantie van mijn Wil de ziel bevat, hoe meer liefde ze teweeg brengt”.




deel 11 – 22 januari  1913

De drievoudige Passie van Jezus: van de liefde, van de zonde en van de Joden. Jezus wordt in de stroom van de Cedron geworpen.

Ik mediteerde over de Passie van mijn altijd beminnelijke Jezus, vooral over wat Hij leed in de Hof. Ik voelde me helemaal opgenomen in Jezus en Hij zei: “Mijn dochter, mijn eerste Passie was er een van liefde omdat de eerste stap waarmee de mens zich door de zonde overgaf aan het kwaad het gebrek aan liefde is. Omdat de liefde ontbreekt, valt hij in zonde. Om het gebrek aan liefde van de schepselen te vergoeden, omdat de liefde ontbreekt, liet de liefde me meer dan wie dan ook lijden. Die verpletterde me bijna meer dan onder een pers. Ik onderging net zo dikwijls de dood als schepselen het leven kregen.

De tweede stap in de zonde is God beroven van zijn glorie. Dus om het wegnemen van de glorie door de schepselen, liet de Vader Mij de Passie van de zonde ondergaan, zo dat iedere zonde Mij een speciaal lijden bezorgde ofschoon er één lijden was, onderging Ik net zoveel lijden als er zonden zouden worden begaan tot het einde van de wereld. Zo werd de glorie van de Vader hersteld.

De derde uitwerking van de zonde is de zwakheid van de mens. Daarom wilde Ik het lijden ondergaan door de handen van de Joden mijn derde Passie – om zijn verloren kracht in de mens te herstellen.

Daarom werd door de Passie van de liefde de liefde hersteld en op het juiste niveau geplaatst. Door de Passie van de zonde werd de glorie van de Vader hersteld en op zijn niveau gebracht. Met de Passie van de Joden werd de kracht van de schepselen op het juiste niveau gezet en hersteld. Ik leed dit alles in de Hof en de pijn was zo hevig, de dood zo veelvuldig – de gruwelijke spasmen drongen zich zo op dat Ik werkelijk zou gestorven zijn als de Wil van de Vader over het moment van mijn dood zou zijn aangebroken”.

Toen begon ik te mediteren over hoe mijn lieflijke Jezus door zijn vijanden in de Cedronstroom werd geworpen. De gezegende Jezus toonde zich in een toestand die medelijden opriep, kletsnat door dat smerige water. Hij zei: “Mijn dochter, toen Ik de ziel schiep, hulde Ik haar in een mantel van licht en schoonheid. De zonde verwijderde deze mantel van licht en schoonheid en verving die door een mantel van duisternis en lelijkheid, die de ziel weerzinwekkend en walgelijk maakte. En om deze smerige mantel die de zonde om de ziel heen aanbracht, te verwijderen stond Ik de Joden toe Mij in deze stroom te gooien waarin Ik in – en uitwendig ingewikkeld werd, omdat dit vervuilde water zelfs in mijn oren, mijn neusgaten en mijn mond binnendrong zodat de Joden te veel weerzin hadden om Mij aan te raken. Ach, hoeveel kostte Mij de liefde voor de schepselen zó dat Ik zelfs walgde van Mij zelf”.


deel 11 – 5 februari  1913

Wie niet de Goddelijke Wil doet, steelt van God. Het verschil tussen de Goddelijke Wil en liefde.

Vanmorgen, kwam mijn altijd lieflijke Jezus als een flits en zei: “Mijn dochter, wie mijn Wil niet doet, heeft geen reden om op aarde te leven. Haar leven heeft geen doel, geen middelen en geen einddoel. Het is als een boom die geen vruchten voortbrengt of hoogstens giftige vruchten waardoor die zichzelf meer en meer vergiftigt en ook degenen die die onvoorzichtig zouden eten. Deze boom steelt alleen maar de arme inspanningen van de boer die met ontbering en zweet in de buurt is om de grond te schoffelen. Zo ook steelt de ziel die mijn Wil niet doet, voortdurend van Mij en wat ze steelt zet ze om in vergif. Dus ze blijft in mijn gunst om van Mij te stelen. Ze steelt van Mij het werk van de Schepping, van de Verlossing en van de Heiligmaking voor zover het haarzelf betreft. Zij steelt van Mij het licht van de zon, het voedsel wat ze neemt, de lucht die ze inademt, het water wat haar dorst lest, het vuur dat haar verwarmt en de grond die ze betreedt, omdat dit alles behoort aan degenen die mijn Wil doen – al het mijne is van hen.

Iemand die mijn Wil niet doet heeft daarentegen geen rechten en daarom heb Ik het gevoel dat ik voortdurend bestolen wordt. Dus iemand die mijn Wil niet doet, moet beschouwd worden als een schadelijke en bedrieglijke vreemdeling en daarom is het nodig hem te ketenen en hem in de diepste kerkers te werpen”. Na dit gezegd te hebben verdween Hij in een flits.

De volgende dag kwam Hij en zei: “Mijn dochter, wil je weten wat het verschil is tussen mijn Wil en liefde? Mijn Wil is de zon – liefde is het vuur. Mijn Wil heeft, zoals de zon, geen voedsel nodig en licht en warmte van de zon nemen niet toe of af. Dat blijft altijd hetzelfde en het licht is altijd zeer zuiver. Anderzijds heeft het vuur dat symbool is van de liefde, hout nodig als voedsel en als het hout ontbreekt kan het zelfs uitgaan. Het neemt toe en af naargelang er hout bijkomt. Daarom is het onderhevig aan instabiliteit en het licht is altijd zwak, vermengd met rook, vooral als de liefde niet geregeld wordt door mijn Wil”. Na deze woorden verdween Hij en een licht bleef hangen in mijn brein waardoor ik begreep dat de Wil van God voor de ziel is als een zon omdat de acten die worden verricht zoals God het wil één worden met de Goddelijk Wil en zo wordt de zon gevormd. Het hout dat deze zon in stand houdt, zijn de menselijke acten en het hele eigen wezen verenigd met de acten en het goddelijke Wezen. Dus de ziel zelf wordt hout, verschaft door de Goddelijke Wil – en dit hout kan niet gemist worden. Daarom heeft deze zon geen voedsel nodig, hij neemt niet toe of af, hij blijft altijd zichzelf gelijk, zijn licht is zeer zuiver omdat hij overal in deelt en het goddelijke wezen en het goddelijk hout is nooit uitgeput en gaat niet in rook op. Ik ga niet verder uitleggen omdat ik denk dat de rest, wat betreft de liefde, voor zichzelf spreekt.



deel 11 – 19 februari  1913

De Goddelijke Wil is opium dat alles verdooft wat menselijk is in de ziel. Jezus wil door de ziel spreken over goed doen aan anderen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand en na de heilige Communie, zei mijn altijd lieflijke Jezus: “Mijn Wil is als opium voor het lichaam. De arme patiënten die een operatie moeten ondergaan – het amputeren van een been of arm – worden verdoofd met opium. Daarmee zullen ze de hevigheid van de pijn niet voelen en als ze wakker worden, zullen ze het resultaat zien van de verrichte operatie. Als ze niet te veel hebben afgezien, is het dank zij de opium.

Dat doet mijn Wil: de opium van de ziel dat de intelligentie, de eigenliefde, de zelfbeschikking – alles wat menselijk is – in slaap brengt. De opium van mijn Wil staat geen ongenoegen, laster of lijden toe, noch inwendige pijn in de ziel die diep in haar doordringt omdat die haar in slaap houdt. Maar hiermee ondervindt de ziel toch dezelfde uitwerking en dezelfde verdiensten; nog sterker – oh, hoe ver gaat ze daar bovenuit, alsof ze dat lijden heel diep heeft gevoeld. Maar met dit verschil: opium voor het lichaam moet gekocht worden en kan niet dikwijls gebruikt worden, of iedere dag en als iemand het te veel wil gebruiken wordt hij suf, vooral als hij zwak van aanleg is. De opium van mijn Wil daarentegen geeft Ik gratis. Het kan op ieder moment genomen worden en hoe meer de ziel het neemt, hoe meer licht krijgt ze in het verstand. En als ze zwak is, krijgt ze goddelijke kracht”.

Hierna dacht ik mensen rondom me te zien en ik zei tot Jezus: “Wie zijn zij?” En Jezus: “Zij zijn degenen die Ik je enige tijd geleden heb toevertrouwd. Ik beveel hen bij je aan, waak over hen, Ik wil deze band van eenheid vormen tussen jou en hen zodat Ik hen altijd om Mij heen heb”. En Hij wees er één speciaal aan. En ik: “Ach Jezus, bent U mijn ellende en niets-zijn vergeten en de buitengewone behoefte die ik heb? Wat zal ik doen? En Jezus: “Mijn dochter, je zult niets doen, zoals je nooit iets hebt gedaan. Ik alleen zal spreken en werkzaam zijn binnenin jou en Ik zal spreken door jouw mond. Als je dit alleen wil en als er de juiste bereidheid in hen is, zal Ik me voor alles beschikbaar stellen en zelfs als Ik je in slaap houd in mijn Wil, zal Ik je wakker maken als het nodig is en Ik zal je tot hen laten spreken. Ik zal meer vreugde vinden als Ik je hoor spreken over mijn Wil, hetzij wakend, hetzij in slaap”.



deel 11 – 16 maart  1913

Gebed zonder vurigheid. In de Goddelijke Wil is ijs vuriger dan vuur. Het voedsel van zielen die Gods Wil doen (en er in leven).

Ik wil wat dingetjes opschrijven die de gezegende Jezus me de afgelopen paar dagen zei. Ik herinner me dat ik deed wat ik gewoonlijk doe hoewel ik me onverschillig en koud voelde en ik dacht bij mezelf: “Wie weet hoeveel meer glorie ik de Heer schenk als ik me tegengesteld voel aan hoe ik me vandaag voel?” En de gezegende Jezus zei: “Mijn dochter, als de ziel vurig bidt is dat wierook met rook. Als ze bidt en zich koud voelt, maar zonder iets uitwendigs bij zich te laten binnenkomen, is dat wierook zonder rook. Dit behaagt Me allebei, maar wierook zonder rook behaagt me meer omdat rook de ogen altijd wat irriteert”.

Toen ik me net zo voelde als toen, zei mijn lieve Jezus: “Mijn dochter, ijs in mijn Wil is vuriger dan vuur. Wat zou meer indruk op je maken: te zien hoe ijs het vermogen heeft om iets waarmee het in contact komt te verbranden en te vernietigen of als je ziet dat vuur iets omzet in vuur. Zeker het ijs. Ach mijn dochter, in mijn Wil verandert de natuur van de dingen. Dus ijs in mijn Wil heeft het vermogen iets wat mijn heiligheid niet waardig is te vernietigen en dat maakt de ziel zuiver, helder en heilig zoals Ik het wil en niet zoals zij het graag wil. Dit is de blindheid van schepselen – en ook van degenen waarvan men zegt dat ze goed zijn – als ze zich koud voelen, ellendig zwak, bedrukt e.d. En hoe slechter ze zich voelen, hoe meer ze in hun wil duiken en zo maken ze hun eigen doolhof waardoor ze zich zelfs nog meer hullen in hun kwaad, in plaats van in mijn Wil op te gaan waarin zij de kou én het vuur, de ellende én de weelde, de zwakte én de kracht, de druk én de vreugde kunnen vinden. Met opzet zorg ik dat ze zich slecht voelen om hun in mijn Wil het tegengestelde te geven van het kwaad dat ze ervaren. Maar schepselen die dit niet voor altijd willen verstaan, maken mijn plannen met hen nutteloos. Wat een blindheid! Wat een blindheid!”

De volgende dag zei Jezus: “Mijn dochter, bekijk eens hoe iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) zich voedt”. Op dat ogenblik zag ik een zon die ontelbare stralen verspreidde – die waren zo helder dat onze zon daarbij vergeleken een schaduw leek en een paar zielen, opgenomen in dit licht, zogen met hun mond aan deze stralen alsof het borsten waren. Deze zielen waren vervreemd van al het andere alsof ze niets deden, maar terwijl het leek of ze niets deden, kwam vanuit hen de hele goddelijke werkzaamheid. Mijn altijd lieflijke Jezus vervolgde: “Heb je het geluk gezien van degene die mijn Wil doen (en er in leven) en hoe alleen van hen uit herhaling van mijn werk ontstaat”? Wie mijn Wil doet (en er in leeft) voedt zich met licht – dat is met Mij. En terwijl ze niets doet, doet ze alles. Dus kan ze er zeker van zijn dat alles wat ze denkt, doet en zegt, het effect is van het voedsel wat ze neemt – dat betekent, alles is de vrucht van mijn Wil!”


deel 11 – 21 maart  1913

De overgave van de ziel aan de Wil van God is opium voor Jezus. De lucht van de zielen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand zei ik Jezus af te dalen om mij te laten delen in zijn pijnen. En Hij zei: “Mijn dochter, de opium van de ziel is mijn Wil. Mijn opium is de wil van de ziel, overgegeven aan mijn Wil, samen met zuivere liefde. Deze opium die de ziel me geeft, heeft het vermogen dat de doornen in Mij niet meer kunnen prikken, de spijkers niet meer doordringen, de wonden veroorzaken geen pijn. Het verzacht alles voor Mij en sust in slaap. Dus als je Me opium gegeven hebt, hoe kun je dan verlangen dat Ik je laat delen in mijn pijnen. Als Ik ze zelf niet heb, heb Ik ze zeker niet voor jou”. En ik: “Ach Jezus, wat goed dat U dit ter sprake brengt. Het lijkt wel of u me voor de gek houdt door dit ter sprake te brengen en me niet tevreden te stellen”. En Hij: “Nee, nee, het is waar – het is werkelijk zo. Ik heb veel opium nodig en Ik wil je zo in overgave aan Mij dat je je zelf niet meer voelt, zó dat Ik je niet langer zal herkennen, maar ik zal alleen mijzelf herkennen in jou en Ik zal je zeggen dat je mijn ziel bent, mijn vlees, mijn beenderen. In deze tijden heb Ik veel opium nodig omdat Ik als Ik wakker word, een zondvloed van kastijdingen zal doen neerkomen”. En Hij verdween.

Even later kwam Hij terug en vervolgde: “Mijn dochter, dikwijls gebeurt met zielen wat in de lucht gebeurt. Vanwege de stank die uit de aarde opstijgt, wordt de lucht vettig en men voelt zo’n dikke zware, drukkende en walgelijke lucht dat er wind nodig is om de vettigheid uit de lucht te verwijderen. Nadat dan de lucht is gezuiverd, waait er een frisse bries zodat men zijn mond open houdt om die gezuiverde lucht in te ademen. Dit alles gebeurt in de zielen. Dikwijls maakt zelfvoldaanheid, zelfrespect, ego en alles wat menselijk is, de lucht van de ziel vettig en Ik word dan gedwongen haar de wind te zenden van kilte, verleiding, dorheid, en laster, zodat deze winden het vet uit de lucht van de ziel verwijderen, haar zuiveren en haar terug brengen tot niets-zijn. Dan opent het niets-zijn de deur naar het Al, naar God en het Al laat vele geurige winden waaien zodat zij met open mond die lucht gretig inademt en totaal erdoor geheiligd wordt”.


deel 11 – 24 maart  1913

Jezus is de tevredenheid der tevredenheden, De hemelse Mama vol van Jezus door haar voortdurend overwegen van zijn Passie.

Ik voelde me in zekere zin ontevreden omdat ik mijn altijd beminnelijke Jezus zo miste. En Hij kwam maar even en zei: “Mijn dochter, wat doe je? Ik ben de tevredenheid der tevredenheden. In jou aanwezig en met een gevoel van ontevredenheid, merk Ik dat dat van jou komt en daarom herken Ik Mezelf niet helemaal in jou, omdat ontevredenheid deel uitmaakt van de menselijke natuur – niet van de goddelijke. Terwijl het mijn Wil is dat het menselijke niet langer bestaat in jou – alleen mijn goddelijke leven”.
Ik dacht vervolgens bij mezelf over mijn lieve Mama en Jezus zei: “Mijn dochter, de gedachte aan mijn Passie ontbrak nooit bij mijn lieve Mama en door die herhaling vulde Zij zichzelf totaal met Mij. Hetzelfde gebeurt met de ziel: door herhaaldelijk te overwegen wat Ik leed, geraakt ze vervuld van Mij”.

deel 11 – 2 april  1913

De ziel die de Wil van God doet is de adem van Jezus.

Ik was erg bedrukt vanwege het gemis van Jezus, toen Jezus vanachter mijn schouders vandaan kwam. Hij legde zijn hand op mijn mond, nam de beddenlakens van me weg die zo strak lagen ingestopt dat ze me belemmerden om vrij te ademen en zei toen: “Mijn dochter, wie mijn Wil doet is mijn adem. En omdat mijn adem al de adem van de schepselen bevat, schenk Ik mijn adem aan iedereen vanuit de ziel die mijn Wil doet. Daarom nam Ik de beddenlakens weg – Ik voelde Me ook belemmerd in mijn adem”. En ik: “Ach, Jezus, wat zegt U nu? Ik voel eerder dat U me heeft verlaten en dat U alles bent vergeten – de vele beloften die U me deed”. En Hij: “Mijn dochter, zeg dit niet want je beledigt Me en dwingt Me om je werkelijk te laten ervaren wat het betekent door Mij verlaten te worden”.

Toen vervolgde Hij op zo’n lieflijke toon: “Wie mijn Wil doet, stelt levendig de periode van mijn leven op aarde tegenwoordig; Ik had het uiterlijk van een mens, tegelijkertijd was Ik altijd de geliefde Zoon van mijn dierbare Vader. Op dezelfde wijze heeft de ziel die mijn Wil doet uitwendig de huid van de mensheid, terwijl van binnen mijn Persoon leeft – net zoals Ik niet te scheiden ben van de liefde en de Wil van de heilige Drie-eenheid. Dus de Godheid zegt: Dit is nog een dochter die We op aarde hebben. Uit liefde voor haar houden We de aarde in stand, omdat zij in alles Ons vertegenwoordigt”.

deel 11 – 10 april  1913

Waarde en uitwerking van ‘de Uren van de Passie’. De liefde van Jezus is vuur dat het kwaad verbrandt en leven schenkt aan het goede.

Vanmorgen kwam mijn altijd lieflijke Jezus, drukte me aan zijn hart en zei: “Mijn dochter, wie altijd denkt over mijn Passie, doet een bron ontstaan in haar hart en hoe meer ze erover mediteert, des te groter wordt deze bron. En zoals de wateren die ontspringen, wateren zijn voor iedereen, zo dient deze bron van mijn Passie die in haar hart gevormd wordt, voor het heil van de ziel, voor mijn glorie en voor het heil van alle schepselen”. En ik: “Zeg me, mijn Goed, wat zult Gij als beloning geven aan degenen die ‘de Uren van de Passie’ zullen doen zoals U me geleerd hebt”.

En Hij: “Mijn dochter, Ik zal deze uren niet beschouwen als die van jou, maar als door Mij gedaan. Ik zal je dezelfde verdienste geven, alsof Ik mijn passie beleefde en dezelfde uitwerking naargelang de gesteldheid van de zielen. Dit terwijl ze op aarde zijn – en Ik kan hun geen groter beloning schenken. Voorts zal Ik deze zielen in de Hemel vóór Me plaatsen en pijlen van liefde en voldoening naar hen werpen, net zo veel als ze ‘de Uren van de Passie’ deden en zij zullen die naar Mij werpen. Wat een zoete verrukking zal dit zijn voor al de hemelingen!”

Toen vervolgde Hij: “Mijn liefde is vuur, maar geen materieel vuur dat vernietigt en hen terug brengt tot as. Mijn vuur brengt tot leven en maakt volmaakt. En als het iets verbrandt of verteert, is het iets wat niet heilig is – begeerten, genegenheden, gedachten die niet goed zijn. Dit is het vermogen van mijn vuur; het kwaad verbranden en leven geven aan al het goede. Dus als de ziel geen geneigdheid tot het kwaad in zich voelt, kan zij er zeker van zijn dat mijn vuur in haar is. Maar als zij vuur in zich voelt, vermengd met kwaad, is het twijfelachtig of dat mijn ware vuur is”.


deel 11 – 9 mei  1913

Jezus en zijn Moeder zijn onafscheidelijk. Hoe zij haar taak als Moeder volbrengt.

Tijdens het gebed mediteerde ik over het moment waarop Jezus zijn allerheiligste Moeder verliet om zijn Passie te ondergaan. Ik zei bij mezelf: “Hoe is het mogelijk dat Jezus kon scheiden van zijn lieve Mama en zij van Jezus?” En de gezegende Jezus zei: “Mijn dochter, natuurlijk kon er geen scheiding zijn van Mij en mijn zoete Moeder; het leek alleen maar een scheiding. Zij en Ik waren zo verenigd en de vereniging was zo innig en groots dat Ik bij haar bleef en Zij bij Mij. Je zou dus kunnen zeggen dat er een soort bilocatie ontstond. Dit gebeurt ook met zielen als zij werkelijk met Mij verenigd zijn en ook als ze tijdens ’t bidden het gebed laten binnenkomen in hun ziel als Leven, een soort vereniging en bilocatie. Ik neem ze met Me mee waar Ik ook ben en Ik blijf bij hen.

Mijn dochter, je kunt niet echt begrijpen, wat mijn geliefde Mama voor Mij betekende. Op aarde gekomen kon Ik niet zonder Hemel en mijn Hemel was mijn Mama. Er stroomde zoveel elektriciteit tussen Mij en Haar, dat er niet één gedachte bij haar opkwam die niet ontleend werd aan mijn brein. En deze woorden, wil, verlangen, acten, stappen ontleend aan Mij, – kortom alles – vormde de zon, de sterren, de maan aan deze Hemel, samen met alle mogelijke vreugden die een schepsel Me kan geven en waarin zij zelf zich kan verheugen. Oh, wat een vreugde beleefde Ik in deze Hemel.
Oh, wat voelde Ik Me bemoedigd en vergoed voor alles! Zelfs de kussen die mijn Mama Me gaf, sloten de kussen in van heel de Mensheid en Zij beantwoordde de kus van alle schepselen. Ik voelde mijn lieve Mama overal. Ik voelde haar in mijn adem en als die moeizaam was, verlichtte Zij die. Ik voelde Haar in mijn hart en als dat wat verbitterd was maakte Zij het zoet. Ik voelde Haar in mijn voetstappen en als die moe waren, schonk Zij Me kracht en rust. En wie kan uitleggen hoe Ik Haar voelde in mijn Passie? Bij iedere zweepslag, bij iedere doorn, iedere wond, iedere bloeddruppel – Ik voelde Haar overal bij haar taak als mijn ware Moeder. Ach, als zielen Mij wederdienst zouden bewijzen, als zij alles aan Mij zouden onttrekken – hoeveel Hemelen en hoeveel moeders zou Ik op aarde hebben!”


deel 11 – 21 mei  1913

Hoe de ware vertering plaats vindt.

In mijn gebruikelijke toestand zei mijn altijd beminlijke Jezus: “Mijn dochter, Ik wil de ware vertering in jou – niet bij wijze van spreken maar werkelijk, zij het dan op een eenvoudige en geschikte manier. Stel dat er een gedachte bij je opkomt die niet op Mij gericht is. Je moet die vernietigen en vervangen door het goddelijke. Op die manier zul je de verwerping van de menselijke gedachte aanpakken en het leven van de goddelijke gedachte bekomen. Zo ook, als het oog iets wil bekijken dat Mij mishaagt en niet naar Mij verwijst en de ziel versterft zich, dan heeft ze het menselijk oog verteerd en verkrijgt ze het oog van het goddelijk leven en zo met de rest van je wezen, Oh, hoe voel Ik dit nieuw goddelijk leven in Mij stromen om deel te nemen aan alles wat Ik doe. Ik heb deze levens zo lief dat Ik van alles afstand doe uit liefde voor hen. Deze zielen komen op de eerste plaats en als Ik zegen worden anderen door hen gezegend. Zij zijn de eersten die gezegend en bemind worden en door hen worden ook anderen gezegend en bemind.


deel 11 – 12 juni  1913

De uitwerking van de éénwording met Jezus; de allerheiligste Drie-eenheid wordt gevormd in de ziel.

Terwijl ik bad verenigde ik mijn brein met het hoofd van Jezus, mijn ogen met die van Jezus en aldus met al het andere, met de intentie alles te doen wat Jezus deed met zijn brein, met zijn ogen, zijn mond, zijn hart enz. En zoals het leek of het brein van Jezus, zijn ogen etc. zich verspreidden voor het heil van allen, leek het of ook ik alles verspreidde voor het heil van allen, terwijl ik me verenigde en vereenzelvigde met Jezus.

Welnu, ik dacht bij mezelf: “Wat voor soort meditatie is dit? Wat voor ’n gebed? Ach, ik ben nergens meer goed voor – ik ben zelfs niet in staat over iets na te denken”. Terwijl ik dit dacht zei mijn altijd lieflijke Jezus: “Mijn dochter, wat? Je kwelt jezelf hiermee? In plaats van jezelf te kwellen, zou je blij moeten zijn omdat je als je mediteerde zoals gewoonlijk en veel mooie gedachten bij je opkwamen, je niets anders deed dan een deel van mijn kwaliteiten en vermogens op nemen. Welnu, omdat het enige wat overblijft is je verenigen en te vereenzelvigen met Mij, neem je Mij helemaal, Je deugt voor niets, maar samen met Mij, deug je voor alles, omdat je samen met Mij het heil van allen wil en alleen al het heil verlangen en willen, geeft een kracht aan de ziel die haar doet groeien en zij raakt gevestigd in het goddelijk leven. Door zich immers met Mij te verenigen en zich met Mij te vereenzelvigen wordt zij één met mijn brein en brengt zo vele levens van heilige gedachten voort in het brein van schepselen. Terwijl zij één wordt met mijn ogen, brengt zij vele levens van heilige blikken voort in schepselen. Als zij zich zo verenigt met mijn mond, zal ze leven geven aan mijn woorden. Als ze zich verenigt met mijn hart, met mijn verlangens, met mijn handen, mijn voetstappen zal ze leven schenken bij iedere hartslag – leven aan verlangens, acten, voetstappen – maar heilig leven omdat Ik binnenin Mij de scheppende macht bevat en daarom schept de ziel samen met Mij en doet al wat Ik doe.

Welnu, deze eenheid met Mij – één voor één, van brein tot brein, van hart tot hart – brengt in jou in de hoogste graad het leven van mijn Wil en mijn liefde teweeg. In deze Wil wordt de Vader gevormd en in deze liefde de heilige Geest en door de werkzaamheid, de woorden, werken, gedachten en al het andere dat voort kan komen uit deze Wil en deze liefde wordt de Zoon gevormd – en hier is de Drie-eenheid in de zielen. Dus als We werkzaam moeten zijn, maakt het niet uit of We werkzaam zijn vanuit de Drie-eenheid in de Hemel of in de Drie-eenheid binnen in de zielen op aarde. Daarom houd Ik al het andere bij je weg, al zijn het zelfs goede en heilige dingen, om je het beste en ’t heiligste te kunnen geven – en dat ben Ik, en om van jou een ander Ik te kunnen maken, in zoverre dat mogelijk is voor een schepsel. Ik denk dat je niet meer zult klagen, hè”. En ik: “Ach Jezus, Jezus, ik ervaar eerder dat ik vreselijk slecht (cattiva) geworden ben en het ergste is nog dat ik niet in staat ben deze slechtheid van mij te vinden want dan zou ik tenminste alles doen wat ik kan om die uit te bannen”. En Jezus: “Genoeg, genoeg – je wilt veel te ver gaan in het bezig zijn met jezelf. Denk aan Mij en Ik zal tevens zorgen voor jouw slechtheid. Begrepen?”



deel 11 – 24 juni  1913

De ziel die geen zin heeft in het goede.

De ziel die geen zin heeft in het goede, voelt een soort walging en tegenzin in het goede. Daarom zijn deze zielen degenen die God weigeren.


deel 11 – 20 augustus  1913

Vertrouwen, eenvoud en geen aandacht voor zichzelf zijn noodzakelijk voor de ziel die leeft in de Goddelijke Wil. Dit schepsel is het leven, het bloed, de beenderen van Jezus.

Terwijl ik bad, zag ik mijn altijd lieflijke Jezus binnenin me en vele zielen om me heen die zeiden: “Heer, U hebt alles in deze ziel gelegd!” En ze strekten hun handen naar me uit en zeiden: “Omdat Jezus in jou is en samen met Hem al zijn bezittingen – neem die en geef die aan ons”. Ik raakte in de war en de gezegende Jezus zei: “Mijn dochter, in mijn Wil zijn alle mogelijke bezittingen en het is nodig voor de ziel die erin leeft om er te zijn met vertrouwen en er op te treden als de eigenaar samen met Mij. Schepselen verwachten alles van deze ziel en als ze niets krijgen voelen ze zich bedrogen. Maar hoe kan ze geven als ze niet vol vertrouwen met Mij samenwerkt? Daarom is vertrouwen om te geven, eenvoud om in verbinding te staan met allen, geen aandacht voor zich zelf en volledig kunnen leven voor Mij en de naasten, nodig voor de ziel die leeft in mijn Wil. En dat ben Ik”.

Toen ging Hij verder: “Mijn dochter, met iemand die echt mijn Wil doet (en er in leeft) gaat het zo als met een geënte boom: de kracht van de ent heeft het vermogen het leven van de boom, waarop geënt wordt, te vernietigen. Dus kun je niet langer de vruchten en het blad zien van de eerste boom maar van de ent. En als de eerste boom tegen de ent zegt; ‘Ik wil in ieder geval een klein takje voor mezelf houden zodat ook ik wat vruchten kan dragen en iedereen duidelijk kan maken dat ik nog steeds besta’ zal de ent zeggen: ‘Je heb geen bestaansreden meer nadat je je beschikbaar hebt gesteld om mijn ent te ontvangen, Het leven behoort mij toe’. Aldus kan de ziel die mijn Wil doet (en er in leeft) zeggen: ‘Mijn leven is voorbij. Het zijn niet langer mijn werken, gedachten en woorden die uit mij voortkomen, maar de werken, gedachten en woorden van Degene wiens Wil mijn leven is’. Dus tegen degene die mijn Wil doet (en er in leeft) zeg Ik: ‘Jij bent mijn leven, mijn bloed, mijn beenderen’. De ware en werkelijke sacramentele gedaanteverandering heeft niet plaats krachtens de woorden van de priester, maar krachtens, mijn Wil. Zo gauw de ziel besluit om te leven van mijn Wil, schept mijn Wil zichzelf in de ziel. En als mijn Wil uitvloeit in de wil, de werken, de voetstappen van de ziel, ontstaan er net zoveel scheppingen. Er gebeurt hetzelfde als met een pyxis vol geconsecreerde deeltjes: er zijn net zoveel Jezussen als er deeltjes zijn – één Jezus voor elk deeltje. Op dezelfde wijze bevat de ziel, krachtens mijn Wil, Mijzelf in haar hele wezen, maar ook in ieder deeltje van haar wezen. In wie mijn Wil doet (en er in leeft) voltrekt zich de ware eeuwige communie – en een communie die volledig vrucht draagt”.


deel 11 – 27 augustus  1913

De vijand kan de ziel die in de Goddelijke Wil leeft niet rechtstreeks veranderen.

In mijn gebruikelijke toestand klaagde ik bij mijn altijd beminnelijke Jezus over mijn armzalige huidige toestand en met alle bitterheid van mijn ziel zei ik: “Leven van mijn leven, U wilt geen medelijden meer met mij hebben. Waarom leven? U wilt me niet meer gebruiken – alles is voorbij. Mijn bitterheid is zodanig en zo groot, dat ik me versteend voel van de pijn. En bovendien, terwijl ik geheel in overgave in uw armen lig, alsof ik geen aandacht geef aan mijn hevig ongeluk, fluisteren anderen – en U weet wie dat zijn – in mijn oor: ‘En hoe is ’t hiermee? En waarom? Misschien heb je gezondigd? Je bent afgeleid geweest!’ En wat erger is, terwijl ze mij dit zeggen, voel ik dat ik hen niet wil horen daar zij mijn slaap in de armen van uw Wil zouden kunnen onderbreken. Ach. Jezus, misschien besteedde U er geen aandacht aan hoe moeilijk deze pijn is voor mij, anders zou U me wel te hulp komen”. En zo vertelde ik Hem veel meer dwaze dingen.

Toen zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, arme dochter van Mij, zij willen je bedroefd maken, nietwaar? Ach, mijn dochter, Ik doe zo veel om je in vrede te bewaren en zij willen je in de war brengen! Nee, nee, weet dat als je Me zou durven beledigen, Ik de eerste zou zijn die bedroefd wordt gemaakt en Ik zou de eerste zijn om je dat te zeggen. En daar Ik je niets zeg – geen zorgen. Maar wil je weten wie werkelijk de oorzaak hiervan is? Dat is de duivel. Hij wordt verteerd door woede en iedere keer als je spreekt over de uitverken van mijn Wil tegen degenen die jou benaderen, wordt hij razend en niet in staat om iemand die rechtstreeks mijn Wil doet naderbij te komen, kijkt hij rond en benadert degenen die onder het mom van het goede dichtbij je kunnen raken met tenminste ellendige opzet om de serene hemel van de ziel te verwarren, waarin Ik met zoveel vreugde verblijf. Dus werkt hij op een afstand met donder en bliksem met het idee dat hij echt iets doet, maar, arme sukkelaar, de macht van mijn Wil breekt zijn benen en doet de donder en bliksem op hem neerkomen en hij blijft nog woedender achter dan voordien.

Bovendien, wat je zegt is niet waar. ‘Wat is het doel van mijn toestand?’ Je moet weten dat voor de ziel die werkelijk mijn Wil doet (en er in leeft) het vermogen van mijn Wil zodanig en zo groot is dat als Ik de plaats nader waar die ziel is om haar kastijdingen te zenden en Ik daar mijn Wil aantref en mijn eigen liefde, ervaar Ik niet dat Ik Mezelf straf in die ziel. Ik blijf eerder gewond en Ik verzwak en in plaats van te kastijden, werp Ik Mezelf in de armen van die ziel die mijn Wil en mijn liefde bevat. Ik rust en blijf heel vrolijk. Ach, als je eens wist hoe je Me dwingt tot liefde en hoe veel Ik lijd; als Ik zie hoe weinig je bedroefd of verward bent om Mij, zou je meer tevreden zijn en anderen zouden afzien van je lastig te vallen”. En ik: “Kijk, Jezus, hoeveel kwaad ik doe, hoeveel ik U doe lijden”. En Jezus direct: “Mijn dochter, geen zorgen hierover. Het lijden dat op Me afkomt vanuit de liefde van de ziel houdt ook veel vreugde in, omdat ware liefde, ofschoon die lijden meebrengt, nooit los staat van grote vreugde en onuitsprekelijke tevredenheid”.


deel 11 – 3 september  1913

Als Jezus de ziel in zijn Wil opneemt en zij daar blijvende woonplaats vindt, ervaart zij, net als Jezus, de behoefte om aan allen te geven.

Terwijl ik bad... (ofschoon ik niet echt weet hoe mezelf goed uit te drukken. Dit zou ook subtiele hoogmoed van mij kunnen zijn: ik denk nooit over mezelf en mijn grote ellende, maar ik bid altijd om eerherstel te brengen, om Jezus te troosten, voor de zondaars – voor iedereen. Het is echter niet zo dat ik er tevoren over denk – nee, het is genoeg voor mij om te beginnen met gebed en Ik blijf daarop gericht.) Welnu, ik was hiermee bezig en toen mijn altijd beminnelijke Jezus kwam, zei Hij: “Mijn dochter, wat is dit? Maak je je zorgen hierover? Je moet weten dat als ik de ziel in mijn Wil opneem en zij een blijvende woning in mijn Willen heeft, ervaart de ziel omdat mijn Wil alle mogelijke goed bevat wat jij je ook maar kunt voortellen, dat zij alles in overvloed bezit en zij bevindt zich dan in dezelfde omstandigheden als Ik – dat betekent: zij heeft de behoefte om eerder te geven dan te ontvangen; ze ervaart dat ze niets nodig heeft en als ze iets verlangt kan ze alles nemen wat ze maar wil zonder te vragen.
Omdat mijn Wil een onweerstaanbare noodzaak ervaart om te willen geven, is die alleen gelukkig als die geeft en als ze geeft krijgt ze meer behoefte om te geven. En hoe geraakt die in verlegenheid als die verlangt te geven en die vindt niemand aan wie die kan geven!

Mijn dochter, Ik breng de ziel die mijn Wil doet (en er in leeft) in dezelfde toestand als Ik ben. Ik laat haar delen in mijn grote vreugden en mijn bitterheid en alles wat ze doet wordt verzegeld met desinteresse voor zichzelf. Ach, ja, de ziel die mijn Wil doet (en er in leeft) is de ware zon die licht en warmte aan allen geeft en ze ervaart de noodzaak om dit licht en deze warmte weg te schenken. En als die aan allen geeft, neemt ze niets, omdat die verheven is boven alles en er is niemand op aarde die zich kan meten met het licht en het hevige vuur dat die bezit. Ach, als schepselen een ziel konden zien die mijn Wil doet (en er in leeft), zouden zij zien hoe die uitsteekt boven een majestueuze zon die allen goed doet. En bovendien zouden zij Mijzelf herkennen in deze zon. Dus het teken dat de ziel het punt heeft bereikt dat ze mijn Wil doet (en er in leeft) is dat ze ervaart dat ze wil geven. Heb je ’t begrepen?


deel 11 – 6 september  1913

De Uren van de Passie zijn de gebeden van Jezus zelf.

Ik dacht na over de Uren van de Passie die nu opgeschreven zijn en dat daar geen aflaat aan verbonden is. Dus wie die Uren doen, verdienen er niets mee, terwijl er veel gebeden bestaan die verrijkt worden met veel aflaten. Terwijl ik hierover nadacht zei mijn altijd lieflijke Jezus, een en al vriendelijkheid: “Mijn dochter, door gebeden met aflaten verdient men iets, maar de Uren van de Passie die mijn eigen gebeden zijn, mijn eerherstel en al mijn liefde, zijn uit de diepte van mijn eigen hart gekomen. Ben je misschien vergeten hoe dikwijls Ik Me met jou verenigd heb om die samen te doen en hoe Ik over de hele wereld kastijdingen heb omgezet in genaden? Dus mijn voldoening is zo groot dat Ik de ziel i.p.v. een aflaat een handvol liefde geef die onschatbare prijzen bevat van oneindige waarde.
En bovendien, als dingen worden gedaan uit pure liefde, stort mijn liefde zich uit en het is niet zonder betekenis dat het schepsel de uitstorting van de liefde van de Schepper oproept”.


deel 11 – 12 september  1913

Jezus heeft ongeveer twee jaar lang tegen Luisa gesproken over zijn Wil zoals Hij nooit tevoren tot wie dan ook heeft gedaan. Daarna heeft Hij de geestvervoering van zijn allerheiligste Mensheid, die Hij toonde om haar verliefd te maken op zijn Persoon, vervangen door de geestvervoering van zijn Goddelijke Wil.

Ik was aan ’t denken hoe de gezegende Jezus dingen heeft veranderd. Zelfs als Hij komt blijf ik niet zo versteend als voordien en zo gauw Hij weggaat, ervaar ik dat ik in mijn natuurlijke toestand ben. Ik weet niet wat me is overkomen en wat erger is, ik voel me gekweld als die gedachte bij me opkomt, of als iemand die gezag over me heeft, over mijn aangelegenheden iets wil weten.

Maar de goede Jezus die waakt over iedere gedachte van mij en niet wil dat zelfs één gedachte in mijn brein niet goed is afgestemd zei, toen Hij kwam: “Mijn dochter, wil je misschien dat Ik touwen en kettingen gebruik om je vast te houden?
Toen ze nodig waren hield Ik je gebonden met alle liefde en Ik deed of Ik doof was voor wat geklaag van jou – weet je nog... Maar nu vind Ik dat niet langer noodzakelijk. Meer dan twee jaar nu wilde Ik meer edele kettingen voor jou gebruiken – dat is mijn Wil. Daarom heb Ik deze periode tot je gesproken over mijn Wil en over de verheven en onbeschrijflijke uitwerking van deze Wil – wat Ik tot nu toe aan niemand heb geopenbaard. Lees zoveel boeken door als je wilt en je zult zien dat je in geen enkel boek zult vinden wat Ik jou verteld heb over mijn Wil. Dit was nodig om je ziel ontvankelijk te maken voor de huidige toestand waarin je nu bent. Na je steeds bij Mij gehouden te hebben, wist Ik heel goed dat je de pijn van het voortdurend ontberen van mijn aanwezigheid niet zou kunnen verdragen als Ik die niet vervangen zou door iets – nog steeds van Mijzelf – dat je ziel volledig in beslag zou nemen en je meer zou blijven boeien dan mijn tegenwoordigheid zelf.
Mijn Wil nam de plaats in en iedere gedachte, genegenheid, verlangen en woord bleef er vol van, zodat je spreekt over mijn Wil met zo’n welsprekendheid en enthousiasme omdat je wordt geboeid door mijn Willen. Daarom voel je je gekweld wanneer jou wordt gevraagd naar; ‘het hoe en waarom’ Jezus niet komt zoals voordien: omdat je geboeid bent door mijn Wil en je ziel lijdt wanneer zij de zoete verrukking van mijn Willen wensen te doorbreken”.

En ik: “Jezus, wat zegt U nu? Ga weg, ga weg – Het is mijn kwaad dat mij gereduceerd heeft tot zo’n toestand”. Jezus glimlachte toen Hij me hoorde zeggen: ‘Ga weg’ en mij inniger naar Zich toetrekkend, voegde Hij er aan toe: “Ik kan niet eens gaan! Zou Ik misschien kunnen scheiden van mijn Wil. Als je mijn Wil bezit, moet Ik altijd bij je zijn. Mijn Wil en Ik zijn één, niet twee. Laten we liever naar feiten kijken: zeg Me eens, wat is jouw kwaad?” En ik: “Mijn liefde, ik weet ’t niet. U hebt zelf gezegd dat uw Wil me geboeid houdt. Hoe kan ik het dan kennen?” En Jezus: “Aha, je kent het niet. En ik: “Ik kan het niet weten, omdat U me hiervan weg houdt en U geeft me geen tijd over mezelf na te denken en op het moment dat ik over mezelf wil nadenken, geeft U me een uitbrander – serieus nu, op ’t punt me te zeggen dat ik me moet schamen om dat te doen, trekt U me, nu vol liefde, tegen U aan met zo’n kracht alsof U me mezelf wil laten vergeten. Hoe kan ik dit?” En Jezus: “Als je het niet kunt, betekent het dat het me meer behaagt als je het niet doet, omdat mijn Wil je vasthoudt en Die zou zich beroofd zien van iets dat die Wil toebehoort. Daarom blijft Die bij je en belet je over jezelf na te denken, wetend dat waar mijn Willen de plaats inneemt van al het andere, er geen kwaad kan zijn. Dus, vol naijver, blijf Ik op mijn hoede”.
En ik: “Jezus, houdt U me voor de gek?” En Jezus: “Mijn dochter, je dwing Me om te spreken om je duidelijk te maken hoe de dingen zijn. Luister: om te zorgen dat je zo’n edel en goddelijk punt bereikt, gedroeg Ik Me bij jou als twee geliefden, die elkaar tot dwaasheid toe beminnen. Je zou mijn Wil nooit zo bemind hebben als je Me niet gekend had. Daarom schonk Ik je eerst de verrukking over mijn Mensheid zodat je Me zou liefhebben omdat je wist wie Ik ben. En om al je liefde aan te trekken, gebruikte Ik veel liefdeslisten. Die weet je nog wel – het is niet nodig om er een lijstje van te maken voor je. Welnu nadat Ik je gewonnen had om mijn Persoon lief te hebben, werd je geboeid door mijn Wil – en je hebt Die lief. En omdat je na een tijd niet zonder Mij kon – alsof wij samen hadden geleefd – was het noodzakelijk dat de geestvervoering in mijn Wil in jou de plaats in nam van mijn Mensheid. Alles wat Ik voordien heb gedaan zijn genaden geweest om je voor te bereiden op de geestvervoering van mijn Wil, omdat als Ik een ziel voorbereid, om op een hoger niveau in mijn Wil te leven, moet Ik Me openbaren om zo grote genaden te schenken”.

Verbaasd zei ik: “Wat zegt U Jezus? Wat? Uw Wil is geestvervoering?”
“Ja, mijn Wil is ware en volmaakte geestvervoering. En je verbreekt deze geestvervoering telkens wanneer je aan jezelf wil denken. Maar Ik zal je niet laten winnen – ernstige kastijdingen zullen er de komende tijden plaats vinden en zelfs ofschoon je het niet gelooft, zul jij en degene die jou leiding geeft, het geloven als je het hoort. Daarom is het nodig dat de geestvervoering van mijn Mensheid onderbroken wordt, hoewel niet volledig; omdat jij Me anders overal zou vasthouden. Dus zal Ik de zoete verrukking van mijn Wil de plaats ervan laten innemen, ook opdat je minder zou lijden als je de kastijdingen ziet”.


deel 11 – 20 september  1913

Alles wat rondom en in de ziel gebeurt is niets anders dan voortdurende listen van Jezus zodat zijn Wil zal geschieden en in haar wordt vervuld.

Ik dacht na over mijn huidige toestand – hoe weinig of niets ik lijd. En Jezus zei direct: “Mijn dochter, alles wat rondom en binnenin een ziel gebeurt – bitterheid, plezier, tegenstellingen, sterven, ontbering, tevredenheid en andere dingen – is niets anders dan mijn voortdurende listen zodat mijn Wil zal geschieden en in haar wordt vervuld. Als Ik dit verkrijg is alles gedaan en daarom geeft alles de ziel vrede. Het lijkt dat zelfs lijden uit haar buurt blijft als ze ziet dat de goddelijke Wil groter is dan Die en dat Die in haar de plaats inneemt van alles en alles overtreft. Het lijkt of allen haar eerbied betonen. En Ikzelf bereid haar voor op de Hemel als de ziel dit punt bereikt – alles gebruikend om Mij de listen van Mijn Wil uit te laten voeren”.


deel 11 – 21 september  1913

Al de deugden van de ziel doet in de Goddelijke Wil en samen met Jezus, krijgen zijn zelfde kwaliteit, hetzelfde leven en dezelfde waarden.

Vanmorgen toonde mijn altijd lieflijke Jezus zich met onbeschrijflijke zoetheid en minzaamheid, alsof Hij me iets wilde vertellen wat Hem zeer dierbaar was en een grote verrassing was voor mij. Dus, mij omhelzend en me tegen zijn hart drukkend zei Hij: “Mijn geliefde dochter, alles wat de ziel doet in mijn Wil en samen met Mij – gebeden, acten, stappen enz. – krijgt mijn kwaliteiten, hetzelfde leven en dezelfde waarden. Kijk, alles wat Ik op aarde deed – gebed, lijden, werk – is in actie en zal dat in eeuwigheid blijven voor het heil van iedereen die dat wil. Mijn werkzaamheid verschilt van het werk van schepselen. Omdat Ik binnenin Mij de scheppende macht bevat, spreek en schep Ik, net zoals Ik destijds sprak en de zon schiep, en deze zon is altijd vol licht en warmte en die geeft altijd licht en warmte alsof die voortdurend die scheppende act van Mij ontvangt, zonder dat die ooit vermindert. Dat was mijn werkzaamheid op aarde. Omdat Ik de scheppende macht in mijzelf bevat, zijn de gebeden, stappen en werken die Ik deed en het bloed dat Ik vergoot voortdurend in actie biddend, werkend lopend enz, net zoals de zon voortdurend in actie is om licht te geven. Dus mijn gebeden gaan voort, mijn stappen zijn altijd in actie als Ik zielen achterna ga en aldus met de rest. Welk groot verschil zou er anders bestaan tussen mijn werkzaamheid en die van mijn heiligen?

Welnu, mijn dochter, luister naar iets moois – iets moois wat nog niet begrepen wordt door schepselen: alle dingen die de ziel doet samen met Mij en in mijn Wil, zijn mijn dingen maar ook de hare. De band van Mijn Wil en haar werkzaamheid samen met Mij, delen in mijn zelfde creatieve macht”. Ik raakte in geestvervoering en met een vreugde die ik niet kon bevatten zei Ik: “Hoe kan dit alles mogelijk zijn, o Jezus? En Hij: “Al wie dit niet begrijpt kan zeggen dat hij Mij niet kent”. En Hij verdween. Maar ik kan het niet goed zeggen en ik weet niet hoe ik me beter uit moet drukken. Wie kan alles zeggen wat Hij me liet begrijpen? Het komt mij eerder voor dat ik nonsens heb verteld.


deel 11 – 25 september  1913

De Goddelijk Wil is het centrum van de ziel. De sacramenten dragen vrucht en hebben uitwerking naar gelang de zielen onderworpen zijn aan de Goddelijke Wil en naar gelang hun band ermee!

Ik zei mijn biechtvader dat Jezus me had gezegd dat de Wil van God het centrum van de ziel is, dat dit centrum in de diepte van de ziel ligt en dat ze, zoals de zon zijn stralen verspreidt, licht geeft aan het brein, heiligheid aan de acten, kracht aan de stappen, leven aan het hart, macht aan het woord en aan alles.
En dat niet alleen, maar ook dat dit centrum – de Wil van God – binnenin ons is zodat we er nooit aan ontsnappen en dat die voortdurend tot onze beschikking staat, ons nooit alleen laat of van ons scheidt, zelfs niet voor een minuut. Tegelijkertijd is die ook vóór ons, rechts en links van ons, achter ons en overal en ook in de Hemel zal die ons centrum zijn.
Mijn biechtvader zei daarentegen dat het allerheiligst Sacrament ons centrum is.

Welnu, de gezegende Jezus kwam en zei: “Mijn dochter, Ik moest het zo regelen dat heiligheid voor allen makkelijk en toegankelijk was – tenzij zij het niet willen – in alle omstandigheden, onder alle voorwaarden en overal. Het is waar dat het allerheiligst Sacrament centraal staat, maar wie stelde het in? Wie onderwierp mijn Mensheid aan de opsluiting binnen de kleine cirkel van een hostie? Was dat niet mijn Wil? Daarom zal mijn Wil altijd gaan boven alles. Bovendien, als alles in de Eucharistie is, moeten de priesters die Mij uit de Hemel in hun handen oproepen en die meer dan wie ook in contact komen met mijn sacramenteel vlees dan niet de heiligste zijn en het meeste goed doen, maar in plaats daarvan zijn velen van hen de slechtste.
Arme Ik, hoe behandelen ze Mij in het allerheiligst Sacrament. En de vele vrome zielen die Me misschien iedere dag ontvangen, moesten eigenlijk als vele heiligen zijn, als het centrum van de Eucharistie voldoende zou zijn. Maar integendeel – en je kunt er om wenen – ze blijven steken op het zelfde punt: ijdel, opvliegend, overdreven precies enz. Arm centrum van het allerheiligst Sacrament, hoe schandelijk wordt het behandeld!

Aan de andere kant, stel je voor een moeder die mijn Wil doet en die, door haar situatie – niet omdat ze niet wil – Mij niet iedere dag kan ontvangen. En je ziet dat ze geduldig en liefdevol is en de geur van mijn eucharistische deugden in zich draagt. Ach, is het misschien het Sacrament, of eerder mijn Wil waaraan ze zich onderwerpt, dat haar onderworpen houdt en het allerheiligst sacrament compenseert. Bovendien zeg Ik je, de sacramenten zelf dragen vrucht naargelang zielen zich onderwerpen aan mijn Wil. Zij hebben uitwerking naargelang de relatie die zielen hebben met mijn Willen. En als er geen relatie is met mijn Wil, kunnen zij wel de communie ontvangen, maar die zal op een lege maag blijven liggen. Zij kunnen gaan biechten maar zullen altijd bevuild blijven. Zij kunnen in mijn sacramentele tegenwoordigheid komen, maar als onze Willen elkaar niet ontmoeten, zal Ik als dood zijn voor hen, omdat mijn Wil alleen al het goede voortbrengt en leven schenkt aan de sacramenten in de ziel die zich daaraan onderwerpt. En wie dit niet verstaat – dan betekent het dat zij baby’s zijn op godsdienstig gebied”.


deel 11 – 2 oktober  1913

Als de menselijke wil zich verenigd met de Goddelijke Wil, wordt het leven van Jezus in de ziel gevormd. De ziel die de Wil van God doet (en er in leeft) kan zeggen dat háár leven is afgelopen.

Nog steeds in mijn gebruikelijk toestand, toonde Jezus zichzelf binnenin mij, maar zo vereenzelvigd met mij dat ik zijn ogen in de mijne kon zien, zijn mond in de mijne en zo met al het overige. Terwijl ik Hem zo zag zei Hij: “Mijn dochter, kijk hoe Ik Me vereenzelvig met de ziel die mijn Wil doet (en er in leeft) door Mijzelf één te maken met haar. Ik word haar eigen leven omdat mijn Wil binnenin haar ziel is en ook erbuiten. Je zou kunnen zeggen dat mijn wil is als de lucht die ze inademt, die leven geeft aan alles, zoals licht dat maakt dat men alles ziet en begrijpt; zoals warmte die verwarmt, vruchtbaar maakt en doet groeien; zoals het hart dat klopt, zoals handen die werken en voeten die lopen. En als de menselijke wil zich verenigt met Mijn Willen, wordt mijn leven in de ziel gevormd”.

Na de communie zei ik tegen Jezus: “Ik heb U lief” en Hij zei: “Mijn dochter, wil je Me werkelijk beminnen? Zeg dan: ‘Jezus, ik heb U lief met uw Wil’. En omdat mijn Wil Hemel en aarde vult, zal jouw liefde Mij overal omgeven, en jouw: ‘Ik heb je lief’ zal weerklinken in de Hemelen en in het diepste van de afgronden. Hetzelfde als je wilt zeggen: ‘Ik aanbid U, ik zegen U, ik prijs U’ dan zul je ’t zeggen verenigd met mijn Wil en je zult Hemel en aarde vullen met aanbidding, zegeningen, lofprijzing en dankzegging. In mijn Wil zijn dingen eenvoudig, gemakkelijk en onmetelijk, Mijn Wil is alles, zo dat je je afvraagt, wat zijn mijn eigenschappen?” Een eenvoudige act van mijn Wil. Dus als rechtvaardigheid, goedheid, wijsheid, sterkte hun loop volgen dan gaat mijn Wil hen vooraf, begeleidt hen en maakt hen gereed om werkzaam te zijn. Kortom, zij bewegen zich niet ver van mijn Willen. Daarom, wie ook mijn Wil neemt, neemt alles. Nog sterker, zij kan zeggen dat haar leven voorbij is – voorbij de zwakheid, de kwellingen, de begeerten, de ellende, omdat alles zijn rechten verliest in iemand die mijn Wil doet (en er in leeft), want mijn Wil gaat vóór alles en heeft recht op alles”.


deel 11 – 18 november  1913

Als de menselijke wil en de Goddelijke Wil tegenover elkaar staan, vormt de ene het kruis voor de andere. Het kruis kan zoveel goed doen naargelang het wordt verbonden met de Wil van God.

Ik dacht na over mijn armzalige toestand en hoe zelfs het kruis van mij was weggenomen. En in mijn binnenste zei Jezus: “Mijn dochter, als twee willen tegenover elkaar staan, vormt de ene het kruis voor de andere. Zo gaat het tussen Mij en de schepselen, als hun wil haaks op de mijne staat. Ik vorm hun kruis en zij het mijne. Ik ben de lange balk van het kruis, terwijl zij de korte balk zijn en als ze elkaar kruisen vormen zij het kruis. Welnu, als de wil van de ziel zich verenigt met de mijne, vormen de balken niet langer een kruis, maar zijn verenigd en daarom is het kruis niet langer een kruis. Heb je ’t begrepen? En bovendien, Ik heiligde het kruis. Het was niet het kruis dat Mij heiligde. Het is niet het kruis dat heiligt – het is de berusting in mijn Wil die het kruis heiligt. Daarom kan zelfs het kruis zo veel goed doen naargelang het verbonden is met mijn Wil. En dit niet alleen; het kruis heiligt en kruisigt een deel van de persoon, terwijl mijn Wil niets spaart. Het heiligt alles en kruisigt gedachten, begeerten, wil, genegenheid, hart, alles. En omdat mijn Wil licht is, toont het de ziel de noodzaak van deze heiliging en algehele kruisiging, zodanig dat zijzelf Mij aanspoort de werken van mijn Wil ten opzichte van haar te voltooien.

Daarom zijn het kruis en de andere vermogens tevreden zolang zij iets krijgen en als ze het schepsel met drie spijkers kunnen doorboren, pochen zij over hun triomf. Mijn Wil daarentegen die niet weet hoe onvoltooide werken te doen, is niet tevreden met maar drie spijkers, maar met net zo veel spijkers als er acten in mijn Wil zijn die Ik vast stel voor het schepsel”.


deel 11 – 27 november  1913

De Goddelijke Wil is het hoogste punt dat kan bestaan zowel in de Hemel als op aarde.

Mijn altijd beminnelijke Jezus gaat door met te spreken over zijn allerheiligste Wil: “Mijn dochter, het schepsel neemt net zoveel delen van Mij in zich op als het acten in mijn Wil stelt en hoe meer zij van mijn Wil neemt, des te meer licht krijgt ze en zo vormt ze de zon in zichzelf. En omdat deze zon wordt gevormd door het licht dat ze uit mijn Wil neemt, worden de stralen van deze zon verbonden met de stralen van mijn goddelijke zon. Zo wordt de ene weerspiegeld in de ander, de een flitst doorheen de ander en zij stormen op elkaar toe en als ze dit doen wordt de zon die mijn Wil in de ziel heeft gevormd steeds groter”.

En ik: “Jezus, hier zijn we weer – in uw Wil. Het lijkt of U niets anders te vertellen hebt”. En Jezus: “Mijn Wil is het hoogste punt dat kan bestaan, zowel in de Hemel als op aarde. En als de ziel dat heeft bereikt, heeft zij alles onderworpen en alles gedaan. Er staat haar niets anders meer te doen dan op deze hoogten te verblijven, ervan te genieten en deze Wil van Mij steeds meer te begrijpen, die nog niet goed begrepen is noch in de Hemel, noch op aarde. Je zult er nog veel tijd aan moeten besteden omdat je nog maar heel weinig hebt begrepen en er nog veel voor je over blijft om te verstaan. Mijn Wil is zo groot dat, wie dit doet, zichzelf een god van de aarde kan noemen en zoals mijn Wil de zaligheid van de Hemel is, zo vormen deze goden die mijn Wil doen (en er in leven) de zaligheid van de aarde en van degenen die er dichtbij zijn.
Er bestaat niets goeds op aarde dat niet wordt toegeschreven aan deze goden van Mijn Wil – of het nu de directe of indirecte oorzaak is, alles is te danken aan hen. Net zoals er geen geluk in de Hemel is dat niet van Mij komt, zo is er niets goeds op aarde dat niet van hen komt”.


deel 11 – 8 maart  1914

Als de ziel leeft en sterft in de Goddelijke Wil, is er niets goeds wat ze niet bij zich draagt. De waarde van een enkel ogenblik in de Goddelijke Wil. Alles wat de ziel die in de Goddelijke Wil leeft ervaart, behoort niet haar toe maar Jezus binnenin haar. Iemand die in de Goddelijke Wil leeft, kan in geen geval naar het vagevuur gaan.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, heeft mijn altijd lieflijke Jezus niet opgehouden mij zo dikwijls te spreken over zijn allerheiligste Wil. Ik zal het weinige wat ik me herinner vertellen.

Terwijl ik me niet goed voelde zei de gezegende Jezus toen Hij kwam: “Mijn dochter, de ziel die in mijn Wil leeft kan van alles wat Ik doe zeggen: ‘het behoort aan mij toe’. Dat komt omdat de wil van de ziel zo vereenzelvigd is met de mijne, dat wat mijn Wil ook doet, zij het ook doet. Dus als zij leeft en sterft in mijn Willen is er niets goed wat ze niet bij zich draagt, omdat er niets goed is dat mijn Wil niet bevat. Mijn Wil is het leven van al het goede wat schepselen doen. Als de ziel sterft in mijn Willen, draagt zij daarom de Missen bij zich die worden opgedragen en de gebeden en de goede werken die worden gedaan omdat die allemaal vruchten zijn van mijn Wil. En dit is nog altijd erg weinig vergeleken bij de werkzaamheid van mijn Wil zelf die de ziel als van haarzelf met zich meedraagt. Eén ogenblik werkzaamheid van mijn Wil is voldoende om al de werken van alle schepselen in verleden, heden en toekomst te overtreffen. Dus als de ziel sterft in mijn Wil is er geen schoonheid die haar gelijke is, niet haar hoogten, rijkdom, heiligheid, wijsheid of liefde: niets – niets kan haar evenaren. Als de ziel die sterft in mijn Wil het hemels Vaderland betreedt zullen niet alleen de poorten van de Hemel open gaan, maar de hele Hemel zal buigen om haar te verwelkomen in die hemelse woning, om de werking van mijn Wil te eren.
Wat moet Ik je vertellen over het feest en de verrassing van al de hemelingen bij het zien van deze ziel, volledig onderscheiden door de werking van de Goddelijke Wil. Bij het zien van deze ziel die alles heeft gedaan in mijn Wil zodat alles wat zij tijdens haar leven heeft gedaan – ieder gezegde, gedachte, woord, werk, activiteit van haar – vele zonnen zijn die haar sieren, de een verschillend van de ander qua licht en schoonheid; bij het zien in deze ziel van veel goddelijke beekjes die over al de hemelingen zullen stromen en ook voor het heil van de pelgrimzielen over de aarde zullen vloeien, omdat de Hemel die niet kan bevatten. Ach mijn dochter, mijn Wil is het wonder der wonderen. Het is het geheim om licht te vinden, heiligheid en rijkdom – Het is geheim van al het goede. Maar het is niet bekend en daarom niet gewaardeerd en niet geliefd. Waardeer jij het tenminste, heb het lief en maak het bekend aan degenen waarvan jij ziet dat ze er klaar voor zijn”.

De volgende dag terwijl ik leed, had ik het gevoel dat ik niet in staat was iets te doen, dus voelde ik me teneergedrukt. En Jezus die me helemaal omarmde, zei: “Mijn dochter, maak je geen zorgen. Probeer je alleen over te geven aan mijn Wil en Ik zal alles voor je doen, want een enkel ogenblik in mijn Wil is meer dan al het goede dat je mogelijk zou kunnen doen in je hele leven”.

Ik herinner me ook dat Hij een andere keer zei: “Mijn dochter, iemand die echt mijn Wil doet in alles, wat binnenin haar gebeurt zowel in de ziel als in het lichaam, in wat ze ook voelt en lijdt, kan zeggen: “Jezus lijdt, Jezus is bedrukt”. In feite bereikt alles wat schepselen Mij aan doen, Mij zelfs in de ziel waarin Ik verblijf en die mijn Wil doet. Dus als de kilheid van schepselen Mij bereikt, ervaart mijn Wil die en omdat mijn Wil het leven is van die ziel, ervaart de ziel dat dientengevolge ook. Dus in plaats van jezelf te kwellen over deze kilte, alsof dat haar eigen kilte was, moet ze bij Me blijven om Me te troosten en de kilte goed te maken die schepselen Me bezorgen. Op dezelfde wijze als ze afgeleid wordt, verdrukt of iets anders, moet ze bij Me blijven om Me ontlasten en het goed te maken alsof dat niet haar probleem is maar het mijne. Daarom zal de ziel die van mijn Wil leeft veel verschillende pijnen ervaren – naargelang de beledigingen die schepselen Mij aandoen – maar plotseling en bijna ineens. Aan de andere kant zal ze ook onbeschrijflijke vreugde en tevredenheid ervaren en als ze bij de pijnen zich moet bezighouden met Me te troosten en eerherstel te geven, in de vreugde en tevredenheid moet ze zich verheugen. Alleen dan vindt mijn Wil wat van belang is. Anders blijft die droevig en niet in staat om uit te voeren wat mijn Willen inhoudt”.

De volgende dag zei Hij: “Mijn dochter, wie mijn Wil doet (en er in leeft) kan in geen geval naar het vagevuur gaan omdat mijn Wil de ziel van alles zuivert. Na haar tijdens haar leven met zoveel naijver beschermd te hebben onder de hoede van mijn Willen, kan Ik toch niet toelaten dat het vuur van het vagevuur haar beroert. Hoogstens zal zij wat kleding te kort komen, maar vóór de Godheid aan haar te openbaren, zal Ik haar bekleden met alles wat haar ontbreekt. En dan openbaar Ik Mezelf”.
deel 11 – 14 maart  1914

Hoe moeilijk het is voor Jezus iemand niet tevreden te stellen die zijn Wil doet en alles van Hem neemt.

Vandaag verenigde ik me helemaal met Jezus, zo totaal dat ik de hele Jezus levend en werkelijk binnenin me ervaarde.
Terwijl ik Hem ervaarde, zei Hij – zo teder en indrukwekkend dat ik mijn arme hart voelde breken: “Mijn dochter, het is te moeilijk voor Mij om iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) niet te tevreden te stellen. Zoals je ziet, heb Ik geen handen of voeten meer, geen hart, ogen en mond – Ik heb niets meer over. In mijn Wil die jij genomen hebt, nam je alles in bezit en Ik heb niets meer over. Daarom worden de verdiende kastijdingen, ondanks het vele ernstige kwaad dat de aarde overspoelt, niet over hen uitgestort, omdat het moeilijk voor Mij is je niet tevreden te stellen. Bovendien hoe kan Ik dat doen als Ik geen handen heb en je die Mij niet geeft? Als die voor Mij absoluut noodzakelijk zijn, zal Ik gedwongen worden om die van jou te stelen of je zo te overtuigen dat je die uit jezelf aan Mij zou geven. Hoe moeilijk is dat voor Mij – hoe moeilijk is het voor Mij iemand te mishagen die mijn Wil doet (en er in leeft). Ik zou Mezelf mishagen”.

Ik bleef verwonderd achter na deze woorden van Jezus. En dit niet alleen, maar ik kon werkelijk zien dat ik de handen, de voeten en de ogen van Jezus had. En ik zei: “Jezus, laat me komen”. En Hij: “Schenk me nog een beetje meer leven in jou en dan zul je komen”.


deel 11 – 17 maart  1914

Wie mijn Wil doet (en er in leeft) deelt niet alleen in de uitwendige werken (ad extra) van God maar ook in de inwendige werking (ad intra) van de Goddelijke Personen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, bleef mijn beminnelijke Jezus zich tonen binnenin mijn hele wezen, zodat ik al zijn ledematen bezat. Hij zag er zo tevreden uit dat het leek of Hij deze tevredenheid niet kon binnen houden en Hij zei: “Mijn dochter, wie mijn Wil doet (en er in leeft) deelt in de werking ‘ad intra’ van de goddelijke Personen. Alleen voor degene die mijn Wil doet (en er in leeft) wordt dit voorrecht gereserveerd: niet alleen deel te nemen aan al onze werken ‘ad extra’ maar van daaruit over te gaan naar de werking ‘ad intra’. Daarom is het moeilijk voor Mij iemand die van Mijn Wil leeft, tevreden te stellen omdat, daar deze ziel in mijn Wil leeft, zij aanwezig is in de intimiteit van ons hart, van onze verlangens, onze aandoeningen en gedachten. Haar hartslag, haar adem en de onze zijn één. Daarom zijn de tevredenheid, de vreugde, de glorie en de liefde die ze Ons geeft, – eindeloos qua natuur en manier van doen, in niets afwijkend van de onze – zodanig en zo talrijk dat net als in onze eeuwige liefde de Een de Ander in verrukking brengt, de Een de tevredenheid is van de Ander, zo sterk dat Wij dikwijls, niet in staat deze liefde en deze tevredenheid te bevatten, op dezelfde wijze buiten Ons zelf treden met de werken ‘ad extra’ en Wij blijven verrukt en vol vreugde vanwege deze ziel die mijn Wil doet (en er in leeft). Hoe kunnen Wij iemand niet tevreden stellen die Ons zo tevreden stelt?
Hoe zouden We iemand die net zo lief heeft als Wij Onszelf liefhebben – niet zoals Wij de andere schepselen liefhebben – liefhebben die Ons lief heeft met onze zelfde liefde. Er zijn geen gordijnen van geheimen tussen deze ziel en Ons. Er bestaat geen ‘van Ons’ en ‘van jou’, maar alles is gemeenschappelijk. En wat Wij van nature zijn – zonder zonden, heilig – maken We de ziel door genade, zodat er geen verschil kan bestaan tussen haar en Ons. En net zoals We, niet in staat onze liefde binnen te houden, naar buiten treden met werken ‘ad extra’, op dezelfde manier laten We haar buiten Onszelf treden, omdat We de liefde van wie onze Wil doet (en er in leeft) niet kunnen binnen houden. Wij laten haar buiten Onszelf treden en Wij wijzen de mensen op haar als onze gunsteling – onze geliefde en het is alleen vanwege haar en zielen zoals zij, dat Wij het heil laten neerdalen op aarde en alleen uit liefde voor deze zielen behoeden We de aarde. En dan nemen Wij haar op in Onszelf om van haar te genieten omdat, net zoals Wij, goddelijke Personen, niet te scheiden zijn, zo is de ziel die onze Wil doet (en er in leeft) niet te scheiden van Ons”.


deel 11 – 19 maart  1914

De ziel die uitvloeit in de Goddelijke Wil vormt het juweel en het vermaak van de drie goddelijke Personen.

Het komt me voor dat de gezegende Jezus wil spreken over zijn allerheiligste Wil. Ik vloeide uit in zijn binnenste – in zijn gedachten verlangens, genegenheden, in zijn Wil, in zijn liefde, in alles en met eindeloze zoetheid zei Jezus: “Oh, als je de tevredenheid eens kende die iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) Mij geeft. Je hart zou breken van vreugde. Kijk, zoals jij uitvloeit in mijn gedachten, verlangens enz. zo vorm jij het vermaak van mijn gedachten en mijn verlangens die uitvloeien in de jouwe, en speel je samen met hen. Jouw genegenheden, verenigd met jouw wil en je liefde, bewegen en maken de vlucht in mijn genegenheden, mijn Wil en mijn liefde en kussen elkander. En zich uitstortend als een snelle stroom in de onmetelijke zee van de Eeuwige, vermaken zij zich met de goddelijke Personen – nu eens met de Vader, dan weer met Mij, dan met de heilige Geest. En als We geen tijd aan elkaar besteden, spelen Wij allen samen met haar – Wij alle drie samen en Wij maken van haar ons juweeltje. En dit juweeltje is Ons zo dierbaar en omdat het ons vermaak moet vormen, houden We haar jaloers ‘ad intra’, in het intieme deel van onze Wil.
En als de schepselen Ons verbitteren en beledigen, nemen Wij om opgevrolijkt te worden, ons juweeltje en vermaken We Ons samen”.


deel 11 – 21 maart  1914

De onweerstaanbare behoefte van Jezus om de ziel duidelijk te maken hoe Hij haar liefheeft en alle gaven waarmee Hij haar blijft overladen.

Jezus gaat verder: “Mijn dochter, wie mijn Wil doet (en er in leeft) heb Ik zo lief dat Ik haar niet alles kan openbaren – of in ieder geval niet alles in één keer – hoeveel Ik haar bemin, de genade waarmee Ik haar blijf verrijken, de schoonheid waarmee Ik haar blijf tooien, en al het goede waarmee Ik haar blijf vervullen. Als Ik haar alles tegelijk zou openbaren, zou de ziel sterven van vreugde, haar hart zou breken zodat ze niet langer op aarde zou kunnen leven, maar in een flits zou ze de vlucht nemen richting Hemel. Toch voel Ik een onweerstaanbare behoefte Mezelf bekend te maken en tevens de liefde die Ik voor haar heb. Het is te moeilijk om lief te hebben, goed doen zonder jezelf bekend te maken. Ik voel mijn hart bijna breken en niet in staat aan zo veel liefde te weerstaan, blijf Ik haar, stukje bij beetje openbaren hoe Ik haar liefheb en al de gaven waarmee Ik haar blijf vervullen. En als de ziel zich overvol voelt, zodat ze niet langer alles kan bevatten, zal ze, bij één van deze manifestaties van de aarde verdwijnen en zij zal opgaan in de boezem van de Eeuwige”.

En ik: “Jezus, mijn leven, het lijkt me dat U een beetje overdrijft als U me duidelijk maakt waar een ziel die uw Wil doet (en er in leeft) kan geraken”. En Jezus kreeg medelijden met mijn onwetendheid en zei glimlachend: “Nee, nee, mijn geliefde, Ik overdrijf niet. Iemand die overdrijft lijkt te willen bedriegen, maar jouw Jezus weet niet eens hoe je te bedriegen, integendeel, wat Ik je heb verteld is nog niets. Je zult nog meer verrassingen krijgen, wanneer jou, als de gevangenis van je lichaam wordt opengebroken en je binnenin mijn boezem zwemt, openlijk zal worden getoond welk punt je zult bereiken door mijn Wil”.

deel 11 – 24 maart  1914

De Mensheid van Jezus heeft grenzen, terwijl zijn Wil eeuwig is en zonder grenzen. De ziel die in de Goddelijk Wil leeft, vervangt Jezus’ Mensheid, en wordt door Hem gebruikt als zijn Mensheid.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, klaagde ik bij Jezus dat Hij nog niet was gekomen. En toen Hij kwam zei Hij: “Mijn dochter, mijn Wil verbergt mijn Mensheid binnenin zichzelf. Daarom verberg Ik, als Ik je over mijn Wil spreek, soms mijn Mensheid voor jou. Je voelt je door licht omgeven. Je hoort mijn stem maar kunt Me niet zien, omdat mijn Wil mijn Mensheid in zich opneemt, omdat mijn Mensheid zijn begrenzing heeft, terwijl mijn Wil eeuwig is en grenzeloos. In feite sterkte mijn Mensheid toen Die op aarde was, zich niet uit over alle plaatsen, tijden en omstandigheden. En waar mijn Mensheid niet alles kon bereiken, nam mijn eindeloze Wil die plaats in en bereikte alles. Dus als Ik zielen vind die volledig in mijn Wil leven, nemen zij de plaats in van mijn Mensheid, wat tijd, plaats en omstandigheden betreft en zelfs van het lijden omdat, daar mijn Wil in hen leeft, Ik hen gebruik net zoals Ik mijn Mensheid gebruikte. Mijn Mensheid was immers het orgaan van mijn Wil. En wie mijn Wil doen (en er in leven) zijn dat evenzo”.


deel 11 – 5 april  1914

Alles wat in de Goddelijke Wil wordt gedaan, wordt licht.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, toonde mijn aanbiddelijke Jezus zich binnenin een immens licht. Ik zwom in dit licht en zo kon ik ervaren hoe het vibreerde in mijn oren, mijn ogen en mijn mond – in alles. En Jezus zei: “Mijn dochter, voor iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) wordt haar werk licht. Als ze spreekt, denkt, verlangt of loopt, veranderen haar woorden, gedachten, verlangens en voetstappen allemaal in licht – maar licht ontleend aan mijn Zon. Mijn Wil trekt iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) met zo’n kracht aan, dat zij onophoudelijk rond dit licht blijft draaien en als ze ronddraait, neemt ze meer licht op, wat haar binnen Mij gevangen houdt”.


deel 11 – 10 april  1914

De betekenis van het afrukken van de doornenkroon van het hoofd van Jezus. Het centrum van Jezus op aarde is de ziel die zijn Goddelijke Wil doet (en er in leeft). Liefde heeft de Goddelijke Wil nodig om rustig te zijn.

Vanmorgen vertoonde mijn altijd lieflijke Jezus zich als de gekruisigde en deelde zijn pijnen met mij. Hij trok zich zo dicht tegen me aan in de zee van zijn lijden dat ik het bijna stap voor stap kon volgen.
Maar wie kan alles verwoorden wat ik kon begrijpen? Er zijn zoveel dingen dat ik niet weet waar te beginnen. Ik wil alleen dit zeggen: toen ik zag hoe de doornenkroon van Hem werd afgetrokken – en de doornen beletten het bloed naar buiten te komen – toen de doornenkroon werd afgetrokken, stroomde het bloed door die gaatjes naar buiten, stroomde over zijn gelaat en zijn haar en kwam neer op de hele persoon van Jezus. En Jezus: “Dochter, deze doornen in mijn hoofd zullen de trots, de eigendunk door prikken, de meest verborgen wonden van de mens, zodat de etter die zij bevatten er uit komt. En de doornen, gedompeld in mijn bloed zullen hem genezen, en zullen de kroon weer opzetten die de zonde hem ontnomen had”.

Toen liet Jezus me de andere fasen van de Passie doormaken, maar ik voelde hoe mijn hart doorboord werd toen ik Hem zo zag lijden. En Hij begon, bijna om me op te vrolijken, weer over zijn heilige Wil te spreken: “Mijn dochter, het centrum van Mij op aarde is de ziel die mijn Wil doet (en er in leeft). Kijk, de zon verspreidt overal op aarde zijn licht, maar houdt zijn eigen middelpunt. In de Hemel ben Ik het leven van iedere hemeling, maar Ik heb nog steeds mijn eigen centrum, mijn troon. Op dezelfde wijze ben Ik overal op aarde, maar mijn middelpunt – de plaats van mijn troon waar Ik heers, met mijn charisma’s, mijn voldoening, mijn triomfen, mijn kloppend hart – mijn hele Zelf bevindt zich in de ziel die mijn allerheiligste Wil doet (en er in leeft) als in haar eigen centrum. Deze ziel wordt zo vereenzelvigd met Mij dat ze niet van Mij te scheiden is en al mijn wijsheid en macht kan geen middel vinden om zich hoe dan ook van haar los te maken”.

Toen vervolgde Hij: “Liefde heeft haar bezorgdheid, verlangens en rusteloosheid. Mijn Wil daarentegen is voortdurende, rust. En weet je waarom? Omdat liefde begin, middel en het einde van een werk bevat, ontstaat er bezorgdheid en rusteloosheid om het eind te bereiken en veel van wat menselijk is en onvolmaakt gaat daarmee gepaard. En als mijn Wil en liefde niet verenigd zijn bij iedere stap – arme liefde, hoe onteerd blijft zij, zelfs in de grootste en heiligste werken. Mijn Wil daarentegen is werkzaam in een enkele act, daar de ziel de hele mentaliteit van het werk over laat aan mijn Wil. En terwijl mijn Wil werkzaam is, rust de ziel. Omdat het niet de ziel is die werkzaam is, maar mijn Wil in haar. Daarom is er geen bezorgdheid of rusteloosheid en haar werken zijn vrij van welke onvolmaaktheid dan ook”.


deel 11 – 18 mei  1914

Vredige zielen zijn het personeel van God.

Daar ik me bedrukt voelde stond ik op het punt overvallen te worden door de giftige golven van verwarring. Mijn lieflijke Jezus, mijn trouwe schildwacht, kwam onmiddellijk in actie om te voorkomen dat de verwarring me zou overvallen en Hij mopperde: “Dochter, wat doe je? De liefde en de aandacht van Mij om de ziel vredig te houden zijn zodanig en zo groot dat Ik gedwongen wordt om wonderen te doen om in de ziel de vrede te bewaren. En wie deze zielen verontrusten, willen zich tegenover Mij opstellen en beletten dit wonder van Mij, vol liefde.
Dus raad Ik je aan – blijf in harmonie bij alles. Mijn Wezen is in alles volledig in harmonie en toch zie en ervaar Ik het kwaad en bitterheid blijft Mij niet bespaard. Toch raak Ik nooit de harmonie kwijt, mijn vrede is eeuwig, mijn gedachten zijn vredevol, mijn woorden zijn gezoet met vrede, mijn harteklop is nooit verstoord, zelfs niet bij onmetelijke vreugde of eindeloze bitterheid. Het werk van mijn handen bij de geseling gaat over de aarde, gewikkeld in golven van vrede. Dus als je je vrede niet bewaart, voel Ik Me, omdat Ik in je hart ben, onteerd. En mijn weg en die van jou lopen niet meer evenwijdig. Ik voel Me dan belemmerd om in jou mijn wegen uit te stippelen en daarom maak je Me ongelukkig. Alleen vredevolle zielen zijn het personeel waarop Ik steun. En als de vele ongerechtigheden de geselingen uit mijn handen grissen, doe Ik, steunend op dit personeel, altijd minder dan wat Ik moet doen. Ach, als Ik dit personeel niet had – laat het nooit gebeuren – bij gebrek aan mijn steunpunten zou Ik alles ten onder laten gaan”.


deel 11 – 29 juni  1914

Hoe het schepsel dat in de Goddelijke Wil leeft, deel heeft aan de werking ‘ad intra’ van de goddelijke Personen.

Terwijl enige gezaghebbende mensen lezen wat wordt geschreven op 17 maart – dat iemand die de Wil van God doet (en er in leeft) deel neemt aan de werking ‘ad intra’ van de goddelijke Personen enz. zeiden zij dat dat niet zo was en dat het schepsel hierin niet binnengaat. Ik bleef daarover peinzen hoewel kalm en overtuigd dat Jezus de waarheid wel zou bekend maken. In mijn gebruikelijke toestand zag ik een oneindige zee voor me en veel voorwerpen in deze zee – sommige waren klein, andere groter, sommige bleven aan de oppervlakte van de zee en waren eenvoudigweg nat, anderen zonken naar de bodem, werden verzadigd van water, van binnen en aan de buitenkant, weer anderen zonken zo diep dat ze opgenomen werden in de zee.

Welnu, toen ik dit zag kwam mijn lieflijke Jezus en zei: “Mijn geliefde dochter, zag je dat? De zee is het symbool van mijn grenzeloosheid, de voorwerpen, verschillend van grootte de zielen die in mijn Wil leven. De verschillende zijnswijzen – sommige aan de oppervlakte, sommige in de diepte, sommige opgenomen in Mij – verschillen naargelang zij in mijn Willen leven: sommige onvolmaakt, anderen meer volmaakt en anderen bereiken het punt volkomen in mijn Wil opgenomen te worden.

Welnu mijn dochter, mijn ‘ad intra’ waarover Ik je sprak is precies dit: soms houd Ik je bij Mij, in mijn Mensheid en je deelt in mijn pijnen, in de werken en in de vreugden van mijn Mensheid. Op andere momenten, als Ik je in Mij binnen trek, zorg Ik dat je opgenomen wordt in mijn Godheid. Hoe dikwijls heb Ik je niet laten zwemmen binnenin Mij en hield Ik je zo diep binnenin Mij dat je niets anders kon zien dan Mij, binnen en buiten jezelf? Welnu, terwijl Ik je binnenin Me hield, deelde je in de vreugde, de liefde en al het andere, altijd naargelang je geringe vermogen. En zelfs, hoewel onze werking ‘ad intra’ eeuwig is, kunnen de schepselen de effecten van die werking in hun leven toch genieten naargelang hun liefde.

Welnu, als de wil van de ziel één is met de Mijne en Ik plaats haar binnenin Mij en ze maakt zich niet los – is het wonder dat – zolang ze niet weg gaat uit mijn Wil – Ik zeg dat ze deelt in de werking ‘ad intra’ ? Bovendien, zoals verderop wordt uitgelegd, als zij de waarheid willen kennen, zouden zij heel goed de betekenis van mijn ‘ad intra’ kunnen kennen, omdat de waarheid licht is voor het brein en met licht kun je de dingen zien zoals ze zijn. Maar als men de waarheid niet wil kennen, is het brein blind en kun je de dingen niet zien zoals ze zijn. En zo ontstaan twijfels en moeilijkheden en ben je nog blinder dan voordien.
Bovendien mijn Wezen is altijd werkzaam, het heeft geen begin en geen einde, Ik ben oud en nieuw, daarom is onze werking ‘ad intra’ altijd geweest, is nu en zal zijn – en altijd in werking. Dus door de intieme vereniging met onze Wil, is de ziel altijd binnenin Ons en daarom bewondert zij, schouwt zij, bemint zij en verheugt zich – zij deelt in onze liefde, in onze vreugde en in al het andere. Waarom was het dan onterecht dat Ik zei dat iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) deel heeft aan de werking ‘ad intra’ ?”

Terwijl Jezus dit zei, kwam er een vergelijking bij me op: een man trouwt met een vrouw. De twee hebben kinderen en zijn zo rijk, deugdzaam en goed dat ze iedereen die met hen samen leeft gelukkig maken.
Welnu, als iemand geraakt wordt door de goedheid van dit stel en met hen wil samen leven, gaat hij dan niet delen in hun rijkdommen en in hun geluk? En door met hen samen te leven, voelt hij zich dan niet doordrenkt met hun deugden? Als dit menselijk gezien kan, hoeveel te meer geldt dat voor onze lieflijke Jezus.


deel 11 – 15 augustus  1914

Eén worden met Jezus om zijn pijnen, veroorzaakt door schepselen, te verlichten.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus, heel anders dan Hij gewoon was tijdens deze periode van mijn leven – als Hij al komt is het voor even, in het voorbij gaan, in een flits en bijna zonder het lijden dat Hij gewoon was met me te delen als Hij kwam. Zijn heilige Wil alleen vergoedde alles in mij.

Vanmorgen kwam Hij dus en bleef verschillende uren, maar in een toestand die de stenen zou doen schreien. Hij had overal pijn en Hij wilde verlicht worden in ieder deel van zijn allerheiligste Mensheid. Het kwam mij voor dat, als dat niet gebeurde, Hij de wereld zou terugbrengen tot een puinhoop. Het leek of Hij niet wilde weggaan om zo het bloedbad en de sombere kanten van de wereld niet te zien, die Hem bijna dwongen vreselijke dingen te doen. Dus drukte ik Hem tegen me aan en omdat ik Hem verlichting wilde schenken, verenigde ik me met zijn intelligentie om zo aanwezig te zijn in ieder verstand van de schepselen en daardoor mijn goede gedachte in de plaats te stellen van iedere kwade gedachte en zo eerherstel te geven en verlichting te brengen voor al de beledigende gedachten Jezus aangedaan. Op dezelfde wijze verenigde ik me met zijn verlangens om zo aanwezig te zijn in al de slechte verlangens van schepselen om zo mijn goede verlangens ervoor in de plaats te stellen en de beledigende verlangens voor Jezus te verlichten en zo deed ik voor al het andere. Na Hem stukje voor stukje wat verlicht te hebben, ging Hij weg, alsof Hij wat bemoedigd was.


deel 11 – 25 september  1914

Uitwerking van gebeden in de Goddelijke Wil.

Ik bood mijn schamele gebeden aan mijn gezegende Jezus aan en ik overdacht bij mezelf op wie de Gezegende die het liefst zou willen toepassen. En Hij, welwillend zei: “Mijn dochter, gebeden samen met Mij en in mijn Goddelijke Wil komen ten goede aan allen, zonder iemand uit te sluiten. Allen krijgen hun deel en hun uitwerking, alsof deze gebeden waren opgedragen voor één persoon. Zij zijn echter werkzaam naargelang de gesteldheid van de schepselen, net zoals de communie of mijn lijden: Ik schenk het aan allen en iedereen maar de uitwerking is naargelang hun gesteldheid. En als tien mensen die krijgen, zijn de vruchten niet minder dan wanneer er vijf mensen zijn. Zo werkt het gebed samen met Mij en in mijn Wil”.


deel 11 – oktober  1914

Waarde en uitwerking van ‘de Uren van de Passie’ en de beloning die Jezus wil geven aan degenen die die overwegen.

Ik noteerde ‘de Uren van de Passie’ en ik dacht bij mezelf: “Hoeveel offers zijn nodig om deze gezegende ‘Uren van de Passie’ op te schrijven, vooral om bepaalde innerlijke acten op papier te zetten die alleen plaats vonden tussen mij en Jezus. Wat zal de beloning zijn die Hij mij zal geven. En Jezus liet me zijn tedere en zoete stem horen en zei: “Mijn dochter, als beloning voor het opschrijven van ‘de Uren van mijn Passie’ zal Ik je, voor ieder woord dat je heb opgeschreven, een kus geven – een ziel”. En ik: “Mijn Liefde, dit is voor mij. En wat zult U geven aan degenen die ze zullen overwegen?” En Jezus: “Ah zij die samen met Mij en in mijn Wil doen, zal Ik hun ook een ziel geven voor ieder woord dat zij zullen lezen, omdat de uitwerking van deze ‘Uren van de Passie’ afhankelijk is van meer of minder vereniging met Mij. Door die te doen in mijn Wil, verbergt het schepsel zich in mijn Willen en omdat mijn Willen werkzaam is, kan Ik al het goede teweeg brengen wat Ik wil, zelfs middels één enkel woord en dit telkens als je die zult doen”.

Een andere keer klaagde ik bij Jezus, omdat er, na zo vele offers bij het noteren van deze ‘Uren van de Passie’, zo weinig zielen waren die ze overwogen. En Hij: “Mijn dochter, klaag niet – zelfs als er maar één was, moet je tevreden zijn. Zou Ik mijn hele Passie niet geleden hebben, zelfs als er maar één enkele ziel gered moest worden? Hetzelfde voor jou. Men moet nooit iets goeds nalaten omdat weinigen er baat bij hebben. Alle schade is voor degenen die er geen voordeel van hebben. En net zoals door mijn Passie mijn Mensheid de verdiensten verwierf alsof allen werden gered, zelfs ofschoon niet allen worden gered, omdat mijn Wil iedereen moest redden, kreeg Ik de verdiensten naargelang Ik verlangde, niet naargelang het voordeel wat schepselen ervan zouden hebben. Hetzelfde voor jou: jij zult beloond worden naargelang jouw wil verenigd werd met mijn Wil in je verlangen goed te doen aan allen. Alle schade is voor degene die, hoewel ze er toe in staat zijn, het niet doen. Deze Uren zijn de kostbaarste van alles, omdat ze niets minder zijn dan de herhaling van wat Ik deed in de loop van mijn sterfelijk leven en wat Ik nog steeds doe in het Allerheiligst Sacrament. Als Ik deze ‘Uren van de Passie’ hoor, hoor Ik mijn eigen stem, mijn eigen gebeden. In die ziel zie Ik mijn Wil – dat betekent, het goede willen voor allen en eerherstel brengen voor allen – en Ik voel me aangetrokken om in haar te wonen om te kunnen doen wat zij zelf doet in haar. Oh, wat zou Ik graag hebben dat in iedere stad al is het maar één enkele ziel deze ‘Uren van de Passie’ doet. Ik zou Mezelf horen in iedere stad en mijn rechtvaardigheid, zeer verontwaardigd in deze tijden, zou ten dele verzoend zijn”.

Ik voeg er aan toe dat ik op een dag het Uur deed waarin de hemelse Moeder Jezus begroef en ik volgde Haar om haar gezelschap te houden in haar bittere troosteloosheid, om met Haar mee te leven. Ik deed dit Uur niet altijd – alleen soms. Welnu, ik kon niet beslissen of ik het zou doen of niet en de gezegende Jezus, een en al liefde zei alsof Hij me smeekte: “Mijn dochter, Ik wil niet dat je het nalaat. Je zult het doen uit liefde voor Mij, ter ere van mijn Mama. Weet dat iedere keer als je dit doet, mijn Mama ervaart alsof Ze persoonlijk op aarde is en haar leven herhaalt en daarom krijgt Zij die glorie en liefde die Ze Mij gaf op aarde. En Ik ervaar alsof mijn Mama weer op aarde is – haar moederlijke tederheid, haar liefde en al de glorie die Ze Mij gaf. Ik wil jou beschouwen als een moeder”. Toen hoorde ik Hem, toen Hij me omhelsde, zeer zacht zeggen: “Mijn Mama, Mama” en Hij fluisterde me alles toe wat de lieve Mama deed en leed in dit Uur – en Ik volgde Haar. Vanaf die tijd heb ik het, geholpen door zijn genade, nooit meer overgeslagen.


deel 11 – 29 oktober  1914

De acten in de Wil van God zijn complete en volmaakte acten.

Ik klaagde bij de gezegende Jezus omdat ik Hem zoveel moest ontberen en mijn arme gekwelde hart was uitzinnig. Nonsens uitkramend zei ik: “Mijn Liefde, hoe is dit mogelijk? Bent U vergeten dat ik niet weet hoe zonder U te leven en ook niet zonder U kan? Noch op aarde met U, noch in de Hemel. Wilt U me misschien hieraan herinneren? Wilt U stil zijn, in slaap, verdrietig? Doe dat dan maar – zolang U maar altijd bij me bent. Maar ik ervaar dat U me uit uw hart verbannen heb... Ach hoe hebt U het hart om dit te doen?”

Maar terwijl ik dit zei en andere nonsens, zei mijn zoete Jezus in beweging in mijn binnenste: “Mijn dochter, kalmeer, Ik ben hier. Zeggen dat Ik je uit mijn hart verbannen heb, is een belediging die je Me aandoet, terwijl Ik je in de diepte van mijn hart houd, en zo innig, dat mijn hele Wezen in je stroomt en jij in Mij. Wees daarom aandachtig zodat niets van mijn Wezen dat in jou binnenstroomt, verloren gaat en dat ieder van jouw acten verenigd moge zijn met mijn Wil. In feite bevat mijn Wil volmaakt volbrachte acten.
Een enkele act van mijn Wil is voldoende om duizend werelden te scheppen, alle volmaakt en volledig. Ik heb geen achtereenvolgde acten nodig – één is genoeg voor allen. Dus door een zeer enkelvoudig act verenigd met mijn Wil, zul je Me een volledig act geven – dat betekent een act van liefde, lofprijzing, dankzegging en eerherstel. Kortom, je zult alles voor Mij insluiten in deze act; nog sterker, je zult zelfs Mijzelf insluiten en Mijzelf aan Mij geven.

Ach ja, – alleen deze acten verenigd met mijn Wil kunnen vóór Mij staan, omdat voor een volmaakt Wezen dat niet in staat is tot onvolledige acten, zijn volledige en volmaakte acten nodig om Hem eer en voldoening te schenken en alleen in mijn Wil zal het schepsel deze volledige en volmaakte acten vinden. Buiten mijn Wil – hoe goed haar acten ook mogen zijn, zullen die altijd onvolmaakt en onvolledig zijn, omdat het schepsel achtereenvolgende acten nodig heeft om een werk te vervolledigen en te vervolmaken – als ze dat sowieso voor elkaar krijgt. Daarom beschouw Ik alles wat het schepsel buiten mijn Wil doet als verloren tijd. Dus moge mijn Wil jouw leven zijn, je leefregel, je alles. Op deze manier, door mijn Wil in te sluiten, zul jij in Mij zijn en Ik in jou. En je moet erg opletten dat je nooit meer zegt dat Ik je uit mijn hart verbannen heb”.


deel 11 – 4 november  1914

De voldaanheid van Jezus vanwege ‘de Uren van de Passie’.

Ik deed ‘de Uren van de Passie’ en Jezus, vol welbehagen, zei: “Mijn dochter, als je eens wist hoe groot mijn voldoening is als Ik zie hoe je ‘de Uren van de Passie’ herhaalt – je herhaalt ze altijd weer, telkens opnieuw – dan zal je gelukkig zijn. Het is waar dat mijn heiligen hebben gemediteerd over mijn lijden en hebben begrepen hoeveel Ik leed, met tranen van medelijden, zo hevig dat ze zich verteerd voelden uit liefde voor mijn pijnen. Maar niet zo voortdurend en vele keren herhaald op deze manier. Daarom kan Ik zeggen dat jij de eerste bent die Mij deze vreugde bezorgt, zo groot en bijzonder, zoals jij – uur na uur de fasen van mijn leven en wat Ik leed voor ogen houdt. En Ik voel Me zo aangetrokken dat Ik, uur na uur, je dit voedsel geef en Ik eet samen met jou hetzelfde voedsel en Ik doe samen met jou wat jij doet.
Weet echter, dat Ik je overvloedig zal belonen met nieuw licht en nieuwe genaden. En zelfs na je dood zal Ik je in de Hemel bekleden met steeds nieuw licht en glorie, telkens als zielen op aarde deze ‘Uren van de Passie’ zullen doen”.


deel 11 – 6 november  1914

De ziel die de ‘Uren van de Passie’ doet, maakt het leven van Jezus tot het hare en verricht dezelfde taak.

Terwijl ik doorging met de gebruikelijke ‘Uren van de Passie’ zei mijn lieflijke Jezus: “Mijn dochter, de wereld hernieuwt voortdurend mijn Passie en omdat mijn onmetelijkheid alles omvat, in en buiten de schepselen, word Ik vanuit hun contact gedwongen spijkers, doornen, geselingen, verachting, spuug en al de rest wat Ik verdroeg in de Passie – en nog meer – te ondergaan. Welnu, door het contact met zielen die deze ‘Uren van de Passie’ doen, voel Ik hoe de spijkers verwijderd worden, de doornen vernietigd, de wonden gaan helen, en de spuug wordt weggenomen. Ik voel dat Mij wordt vergoed wat anderen Me door het kwaad aandoen en omdat Ik ervaar dat hun contact Me geen kwaad doet, maar goed, steun Ik steeds meer op hen”.

Hierop aansluitend, terugkomend op deze ‘Uren van de Passie’zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, weet dat de ziel door deze Uren te doen mijn gedachten tot de hare maakt. Zij neemt mijn eerherstel, gebeden, verlangens genegenheden en zelfs mijn intiemste vezels en maakt die tot de hare. En tussen Hemel en aarde heeft zij dezelfde taak als Ik en als mede-verlosseres zegt ze samen met Mij: ‘Ecce ego, mitte me’ (Hier ben ik,zend mij) – ik wil eerherstel brengen voor allen en het goede aanreiken voor allen”.



deel 11 – 20 november  1914

De noodzaak om te schrijven over de kastijdingen. De Goddelijke Wil en liefde vormen het leven en de Passie van Jezus in de ziel.

Ik voelde me heel bedrukt omdat ik de gezegende Jezus moest ontberen en nog veel meer vanwege de geselingen die thans over de aarde worden uitgestort en waarover Jezus al veel jaren geleden dikwijls met me had gesproken.
Het komt me echt voor dat tijdens de vele jaren dat Hij me in bed heeft gehouden, wij samen de zwaarte van de wereld deelden, samen lijdend en werkend voor het heil van alle schepselen. Het lijkt dat de toestand van slachtofferziel waarin de lieflijke Jezus me had geplaatst, alle schepselen tussen Hem en mij tezamen bond. Er was niets wat Jezus wilde doen of kastijdingen die Hij wilde zenden, zonder het mij te laten weten. En ik smeekte zo hevig bij Hem, dat Hij ofwel de kastijding tot de helft terugbracht of die helemaal niet door liet gaan. Oh, wat een verdriet bij de gedachte dat Jezus al de zwaarte van de schepselen op Zich wilde nemen, mij er buiten latend, alsof ik onwaardig was om met Hem samen te werken. Maar er zijn nog meer kwellingen: in de flits bezoekjes van Jezus blijft Hij me zeggen dat de oorlogen en de geselingen die nu gebeuren, nog niets zijn, terwijl het lijkt of die veel te veel zijn. Dat andere naties oorlog zullen voeren – en dit niet alleen, maar dat zij te zijner tijd ten strijde zullen trekken tegen de Kerk, gewijde mensen zullen aanvallen en die zullen doden. Hoeveel kerken zullen ontwijd worden!

Om de waarheid te zeggen, ongeveer twee jaar geleden heb ik nagelaten om over kastijdingen te schrijven die Jezus me heel dikwijls toonde, deels omdat het herhalingen waren en deels omdat schrijven over kastijdingen me zoveel pijn doet dat ik precies niet door kan gaan. Op een avond echter toen ik opschreef wat Hij me gezegd had over zijn allerheiligste Wil en ik had overgeslagen wat Hij me had gezegd over de kastijdingen zei Jezus met een zacht verwijt: “Waarom schrijf je niet alles op?” En ik: “Mijn Liefde, het leek me niet noodzakelijk. En bovendien, U weet hoeveel pijn ik daarvan heb”. En Jezus: “Mijn dochter, als het niet nodig was zou Ik het niet gezegd hebben. En bovendien, omdat je staat van slachtofferziel – zijn verbonden is met de gebeurtenissen die mijn voorzienigheid de schepselen bezorgt en omdat deze link tussen jou, Mijzelf en de schepselen, en ook jouw lijden om kastijdingen te voorkomen blijken uit jouw geschriften, zal dit hiaat opgemerkt worden en dat zal conflictueus lijken en onvolledig – en Ik weet niet hoe conflicten en onvolledige dingen te arrangeren”. Mijn schouders ophalend zei ik: “Het is te moeilijk voor mij en bovendien wie zal zich alles herinneren?” En Jezus vervolgt met een glimlach: “En als Ik je na je dood in het vagevuur een pen van vuur in je handen geef, wat zul je dan zeggen?” Dus daarom besloot ik de kastijdingen te vermelden. Ik hoop dat Jezus mijn verzuim zal vergeven en ik beloof in de toekomst ijveriger te zijn. Nu ga ik weer terug naar mijn verhaal, daar ik zeer gekweld was, nam Jezus me, toen Hij kwam, in zijn armen om me op te vrolijken en zei: “Mijn dochter, wees vrolijk. Iemand in mijn Wil is nooit van Mij gescheiden. Zij is eerder samen met Mij in de werken die Ik doe, in mijn verlangens, in mijn liefde – zij is samen met Mij in alles en overal. Nog sterker, Ik kan zeggen dat omdat Ik alles voor Mijzelf wil - genegenheden, verlangens enz. van alle schepselen – en Ik heb die niet, blijf Ik bij die schepselen in de buurt met de bedoeling hen te veroveren. Welnu, als mijn verlangens worden bevredigd in degene die mijn Wil doet (en er in leeft) rust mijn verlangen in haar, mijn liefde rust in haar liefde en zo met al het andere”. Dan vervolgde Hij: “Ik heb je twee grootse dingen gegeven die zogezegd mijn leven uitmaken. Mijn leven ligt besloten in deze twee punten: Goddelijke Wil en liefde. En deze Wil bracht mijn leven in Mij en volbracht mijn Passie. Ik wil niets anders van jou dan, dat mijn Wil jouw leven is, jouw leefregel, en dat je je er niets aan onttrekt, noch in het kleine, noch in het grote. Deze Wil zal mijn Passie in jou overdragen. En hoe dichter je bij mijn Wil blijft, hoe sterker je mijn Passie in je zult ervaren. Als je mijn Wil als leven binnen in je laat stromen, zal mijn Wil mijn Passie in jou laten stromen. Dus zul je die voelen stromen in ieder van je gedachten, in je mond zul je voelen dat je tong ervan doorweekt is en jouw woord zal samen met mijn bloed er warm uitkomen en je zult over mijn pijnen spreken met welsprekendheid. Je hart zal gevuld worden met mijn pijnen en in elke uitstorting zal aan je hele wezen het zegel van mijn Passie geven en Ik zal voor jou altijd blijven herhalen: ‘Hier is mijn leven, hier is mijn leven’, Ik zal vreugde scheppen in het schenken van verrassingen aan jou en je vertellen nu eens over de ene pijn, dan weer over een andere die je nog niet gehoord of begrepen hebt. Ben je niet gelukkig?”


deel 11 – 17 december  1914

De Goddelijke Wil betekent de ware en volmaakte toewijding van het goddelijk Leven in de ziel.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand en erg gekweld omdat ik Jezus moest ontberen, kwam Hij na veel ongemakken en toonde Zich in mijn hele armzalige wezentje. Het leek alsof ik het kleed van Jezus was. Toen verbrak Hij de stilte en zei: “Mijn dochter, ook jij kunt hosties vormen en die consecreren. Zie je het kleed dat Mij bedekt in het heilig Sacrament? Dit zijn de accidenten van het brood waarmee de hostie wordt gevormd. Het leven dat in deze hostie bestaat is mijn Lichaam, mijn Bloed en mijn Godheid. Het wezen dat dit leven bevat is mijn verheven Wil en deze Wil draagt de liefde uit, het eerherstel, het offer en al het overige dat Ik te weeg breng in het heilig Sacrament, wat zich nooit ook maar iets verwijdert van mijn Willen. Er bestaat niets wat van Mij komt dat niet geleid wordt door mijn Willen.

Hoe kun jij nu ook de hostie vormen. De hostie is materie en volledig menselijk. Ook jij hebt een materieel lichaam en een menselijke wil. Dit lichaam en deze wil van jou – als je die zuiver houdt, oprecht en ver verwijderd van enige schaduw van de zonde – zijn de accidenten, de sluiers, zodat Ik mijzelf kan consecreren en verborgen in jou kan leven, maar dit is niet voldoende; dit zou zijn als een hostie zonder consecratie – mijn Leven is noodzakelijk. Mijn Leven bestaat uit heiligheid, liefde, wijsheid, kracht enz. Maar de motor van dit alles is mijn Wil. Daarom moet je na de hostie te hebben bereid, je wil laten sterven in deze hostie, je moet die goed doorkoken zodat die herboren wordt. Dan moet je mijn Wil laten doordringen in je hele wezen en mijn Wil die het geheel van mijn leven bevat, zal de ware en volmaakte consecratie teweeg brengen. Dus het menselijk denken zal geen leven meer bevatten, maar alleen het denken van mijn Willen. En deze consecratie zal mijn wijsheid in uw brein scheppen, geen leven meer voor wat menselijk is, voor zwakte, voor wispelturigheid, omdat mijn Wil de consecratie van het goddelijk leven zal vormen, van sterkte, vastbeslotenheid en van alles wat Ik ben. Dus iedere keer als je je wil, je wensen en alles wat je bent en wat je wil doen, laat uitstromen in mijn Wil, zal Ik de consecratie hernieuwen en Ik zal mijn leven binnenin jou voortzetten als in een levende hostie – niet in een dode, zoals de hosties zonder Mij.

Maar dit is niet alles. In de geconsecreerde hosties in de pijxes, in de tabernakels is alles dood – stom, geen hartslag voelbaar, geen opwelling van liefde die zoveel liefde van Mij beantwoordt. Als het niet was dat Ik wacht op harten waaraan Ik mijzelf kan geven, zou Ik tamelijk ongelukkig zijn Ik zou beroofd blijven van de liefde en mijn sacramenteel leven zou doelloos zijn. En als Ik dit al verdraag in de tabernakels, Ik zou het niet verdragen in levende hosties. Leven heeft immers voedsel nodig en in het heilig Sacrament wil Ik gevoed worden en Ik wil gevoed worden met mijn eigen voedsel – dat betekent, de ziel eigent zich mijn Wil toe, mijn leven, mijn gebeden, eerherstel en offers. Zij geeft die aan Mij alsof het haar eigen dingen zijn en Ik zal Mijzelf voeden. De ziel zal zich met Mij verenigen; zij zal haar oren spitsen om te horen wat Ik aan het doen ben om het samen met Mij te doen en als zij mijn eigen acten blijft herhalen, zal ze Mij haar voedsel geven en Ik zal gelukkig zijn. Alleen in deze levende hosties zal Ik vergoeding vinden voor de eenzaamheid, de honger en alles wat Ik lijd in de tabernakels”.

deel 11 – 21 december  1914

Gezelschap hebben in zijn pijnen is een grote steun voor Jezus.

In mijn gebruikelijke toestand zei de gezegende Jezus, steeds meer gekweld: “Mijn dochter, Ik kan de wereld niet meer accepteren. Wil je Me steunen namens allen – laat mijn harteklop toe in jouw hart, zodat de zonden, als Ik de hartslag van allen voel doorheen jouw hart, Mij niet rechtstreeks bereiken maar indirect – doorheen jouw hart. Anders zal mijn rechtvaardigheid alle kastijdingen uitstorten zoals nooit tevoren”. En terwijl Hij dit zei, vereenzelvigde Hij zijn hart met het mijne en liet Hij me zijn harteklop voelen. Maar wie kan verwoorden wat ik kan voelen? Zonden verwonden als pijlen dat hart en omdat ik die met Hem deelde vond Jezus verlichting. Helemaal vereenzelvigd met Hem, kwam het me voor dat ik zijn intelligentie in me opnam, zijn handen zijn voeten en al het overige en ik deelde in al de beledigingen van de zintuigen van de schepselen. Maar wie kan verwoorden hoe dit gebeurde? Toen vervolgde Jezus: “Gezelschap hebben in mijn pijnen is zo’n grote steun voor Mij. Daarom was mijn goddelijke Vader niet zo onverbiddelijk na mijn menswording, maar milder – omdat Hij niet langer rechtstreeks beledigd werd maar indirect – dat betekent, doorheen mijn Mensheid die fungeerde als een voortdurend schild voor Hem. Op dezelfde wijze blijf Ik zoeken naar zielen die zich willen plaatsen tussen Mij en de schepselen. Anders zal Ik van de wereld één grote puinhoop maken”.


deel 11 – 8 februari  1915

Ik bleef erg gekweld vanwege de manier waarop mijn altijd lieflijke Jezus met mij omging, maar ik berust in zijn allerheiligste Willen. Als ik klaag bij Jezus omdat Ik Hem moet missen en vanwege zijn stilzwijgen, zegt Hij: “Dit is niet het moment om hierover te denken. Dit is kinderlijke drukmakerij van zeer zwakke zielen die zorgen maken over zichzelf en niet over Mij, die eerder denken over wat zij ervaren dan over wat ze moeten doen. Deze zielen ruiken voor Mij naar het menselijke en Ik kan hen niet vertrouwen. Van jou verwacht Ik dit niet. Ik verlang heldendom van de zielen die zichzelf met Mij zich bezig houden met de redding van mijn kinderen die de duivel met al zijn listen uit mijn handen probeert te grissen. Ik wil dat je je aanpast aan de tijden – nu eens triest, dan weer droevig, dan weer tragisch, – en dat je bidt en weent samen met Mij over de blindheid van schepselen. Jouw leven moet verdwijnen zodat mijn hele leven in jou dóór dringt. Als je dit doet, zal Ik in jou de geur van mijn Godheid ervaren en Ik zal je vertrouwen in deze droeve tijden, En toch, dit is niets dan het voorspel van de kastijdingen... Wat zal er gebeuren wanneer alles verder gaat? Arme kinderen!...”
En het kwam me voor dat Jezus zo veel lijdt dat Hij blijft zwijgen en Hij verbergt zich nog dieper dan enkel in zijn hart zodat Hij volledig verdwijnt. En mijn pijnlijke toestand moe, begin ik weer te klagen; ik roep Hem telkens weer en ik zeg: “Jezus, dringen de tragedies die zich afspelen niet tot U door? Hoe is het mogelijk dat Uw medelijdend hart zo veel kwelling in uw kinderen kan verdragen?” Hij lijkt nauwelijks in mijn binnenste te bewegen alsof Hij niet gehoord wil worden en ik ervaar nog een hijgende adem binnenin mijn adem alsof ik opgejaagd word. Dat is de adem van Jezus omdat ik zijn zoetheid herken. Maar terwijl het me totaal opfrist, doet het mij dodelijke pijnen ervaren omdat ik in die adem de adem van allen ervaar, in ’t bijzonder van veel stervende levens. En Jezus lijdt samen met hen onder de hijgende doodsangst. Op andere momenten lijkt het dat Hij zoveel lijdt dat Hij zachtjes kreunt, wat de hardste harten tot medelijden beweegt.